De Passo San Marco: een onbekende alpengigant
foto: Ties Wijntjes

De Passo San Marco: een onbekende alpengigant

Meer dan 25 kilometer klimmen en een hoogteverschil van bijna 1800 meter. Weinig cols die op voorhand zulke indrukwekkende statistieken kunnen overleggen. En toch doet de Passo San Marco niet bij iedereen gelijk een belletje rinkelen. Onterecht, vinden wij.

Al in de 16e eeuw werd de noordelijk gelegen Valtellina en de zuidelijke Valle Brembana met elkaar verbonden, toen er over het traject van de San Marcopas voor het eerst een weg aangelegd. Het was op initiatief van de historische staat Venetië, destijds een enorm welvarende republiek, dat deze weg werd aangelegd. Vermoedelijk draagt de pas daarom tegenwoordig nog dezelfde naam als de beschermheilige van Venetië. Tegenwoordig is het de enige bergpas van de Orobische Alpen, ofwel de Bergamasker Alpen.

Opvallend is hoe beperkt de historie van de beklimming in de koers is. Slechts vier keer trok de Giro d’Italia over de bergpas. Driemaal op rij, van 1986 tot en met 1988, en meer recentelijk in 2007. Waarom een dergelijk lange beklimming zo weinig in de La Corsa Rosa is opgenomen, is gissen. De meest voor de hand liggende verklaring is de afwezigheid van een grote toeristische aanjager in de streek.

Wat het laakt aan koershistorie, maakt de beklimming goed aan statistieken. Vooral de afstand en het hoogteverschil springen eruit. Puur gekeken naar het aantal hoogtemeters overklast de beklimming vanuit Morbegno zelfs verschillende Italiaanse Alpencols die vele malen meer aanzien genieten. De Passo di Gavia of Monte Zoncolan komen met respectievelijk 1458 en 1206 hoogtemeters niet in de buurt van de 1762 meter die je op de San Marco moet overbruggen. Veel belangrijker nog, is de schoonheid. Die is minstens even indrukwekkend en groeit met iedere hoogtemeter die je wint.

Een aangenaam begin
Als ik de lange beklimming ga trotseren, ben ik al gesloopt. Ik heb ruim twee weken bikepacken achter de rug, dus de benen zijn moe en het lichaam is op. Nadelig, denk je misschien, maar dat zie ik zeker niet zo. Het vormt het laatste serieuze obstakel van een mooie reis, dus ik besluit dat ik nog één keer met volle teugen ga genieten.

Dat begint al aan de voet van de beklimming, waar ik bij een Pasticceria op het dorpsplein van Morbegno eigenlijk net iets te veel geniet van de verschillende gebakjes en Espresso’s. De benen zijn wellicht afgekoeld, maar de andere kant van de medaille is dat het moraal weer ruim boven peil is. Na een uur opladen is het tijd om te vertrekken. Andiamo!

Het Valtellinadal – foto: Cor Vos

Als je via een buitenwijk de stad verlaat, lijkt de beklimming wat oninteressant te starten, maar het tegendeel is waar. Het begin van de beklimming loopt over een weg langs een steile bergwand, waar je nog regelmatig uitzicht hebt over het Valtellinadal. Fijn, want je ziet gelijk resultaat van je inspanning als je uitstijgt boven de stad waar je zojuist bent begonnen aan de beklimming.

Met het vorderen van de beklimming kom je echter steeds meer in een bebost gebied terecht, terwijl je de stad en het uitzicht steeds verder achter je laat. Ook vermoeide benen kunnen hier lekker in een ritme komen aangezien de weg geleidelijk de berg op kruipt aan 6% á 7%. Werkelijk niks verraadt hier wat een monstercol dit eigenlijk is; op de hitte na is het tot nog toe namelijk simpelweg een erg aangename beklimming.

De Valtellina is een van de noordelijkste wijnproducerende bergdalen van Italië. In de streek wordt bijna uitsluitend de Nebbiolo-druif verbouwd, die lokaal Chiavennasca heet. Door de relatief koude temperaturen en steile bergwanden zijn de wijngaarden erg afhankelijk van de zon en bevinden ze zich vrijwel alleen op de noordelijke zijde van het dal. Alhoewel de teelt vanwege de steile bergwanden ook erg intensief en de wijn ten gevolge daarvan duur is, staan de Rosso di Valtellina en Sforzato die er geproduceerd worden erg hoog aangeschreven.

Oase van rust
In het begin van de beklimming fiets je nog langs enkele dorpjes, als ze al zo mogen heten, maar verder kom je weinig bebouwing of verkeer tegen. Ik begin des te minder te begrijpen waarom deze beklimming zo onbekend is, maar het wordt ook des te fijner. Op een enkele beklimming in covid-tijden na, heb ik nog nooit zo lang in dergelijk rustige omstandigheden een Alpencol opgereden.

Het levert een bijzondere ervaring op, aangezien je met werkelijk niks anders bezig kan zijn dan met de omgeving en de inspanning om boven te komen. Typisch zo’n beklimming waar je alleen bent met de fiets en je eigen gehijg. Tegelijkertijd heeft het iets meditatiefs en vergeet ik soms dat ik aan het fietsen ben door de rust en schoonheid van de omgeving; in een soort trance blijf ik omwenteling na omwenteling mijn verzet ronddraaien en boek ik weer een paar meter progressie in mijn kruistocht naar de top.

Dichter bij de pashoogte maakt het bos ruimte voor een open berglandschap en krijg je weer even gezelschap. Een kudde geiten langs de kant van de weg begroet je al in de verte als de bellen om hun nek hun kenmerkende geluid produceren. Vaak heb je een grote bergwand voor je liggen, maar als je wat verder om je heen kijkt zie je dat je op dat moment door een prachtig tafereel fietst.

foto: Luca Giarelli

Doordat de pas zich eigenlijk direct aan een groot dal (Valtellina) bevindt, heb je erg goed uitzicht op de toppen daarachter: die van de Zwitserse Alpen. De vele besneeuwde, ongetemde Alpenspitsen zijn in de verte goed zichtbaar en prijken boven de wijde omgeving uit.

De laatste kilometer vlakt de klim nog even af. Heerlijk! Nog één keer aanzetten, snelheid maken, gashendel even openhouden en opeens ben je boven. Op de top word je ook met uitzicht op de Orobische Alpen beloond, die weer een totaal ander – zachter – karakter hebben dan de Noordelijker gelegen Alpen.

Eenmaal aangekomen op de top wordt mijn begrip voor de onbekendheid van deze beklimming des te groter. Overal waar ik kijk, is het uitzicht anders. Daarnaast is de Passo San Marco een buitengewoon lange en daarmee lastige beklimming die het aanzien van de Stelvio of Zoncolan evengoed verdient. Maar goed, misschien is het veel meer dan dat de uitzonderlijke rust die de klim zo mooi maakt. Dus bij nader inzien mag de Giro hem toch nog wel een paar jaar links laten liggen.

Om te reageren moet je ingelogd zijn.