Adrie van der Poel over Milaan-San Remo: “Meer favorieten dan ooit tevoren”
foto: Marcel Koch
Youri IJnsen
zaterdag 20 maart 2021 om 07:00

Adrie van der Poel over Milaan-San Remo: “Meer favorieten dan ooit tevoren”

Interview Zaterdag staat met Milaan-San Remo het eerste monument van de wielerkalender op het programma. Samen met ervaringsdeskundige Adrie van der Poel blikt WielerFlits vooruit op La Primavera. In de negentien seizoenen die Van der Poel senior als wielerprof reed, betwiste hij in elf daarvan de lenteklassieker. “Ze reden al eens weg in de afdaling van de Cipressa, de beslissing is gevallen op de Poggio en er is gesprint op de Via Roma: eigenlijk is dit de koers waarvan je nooit weet waar het gaat gebeuren. Net dat maakt het lastig”, vindt hij.

De nieuwe edtie van RIDE Magazine is nu verkrijgbaar! Onze nieuwe 188 pagina’s dikke voorjaars-editie staat vol met schitterende wielerverhalen over o.a. Mathieu van der Poel, Lotte Kopecky, Demi Vollering, Sepp Kuss en Matej Mohoric. Verzeker je van jouw exemplaar en bestel hem nu online voor slechts € 9,95. Wil je RIDE extra voordelig ontvangen? Neem dan nu een abonnement en ontvang 20% korting!

Wat voor wedstrijd is Milaan-San Remo eigenlijk, Adrie?
“Het valt overal een beetje tussen. Een voorbereidingskoers kun je het niet meer noemen, maar zelf ben ik er nooit super goed in vorm geweest. Hoe dat kwam, weet ik niet. Parijs-Nice gedaan, nooit goed geweest. Tirreno-Adriatico gedaan, één keer fatsoenlijk prijs gereden. Daarmee houdt het op. Voor mij was dat een supermoeilijke wedstrijd. De afstand (komende zaterdag 299 kilometer, red.) maakt het lastig. Je komt altijd met veel man aan de voet van de Poggio, maar superfris zijn er niet veel meer. Laat ik het zo zeggen: ik was met deze koers niet zo bezig, zoals ik wel was met de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix.”

Als je de vijf monumenten bekijkt, staat Milaan-San Remo te boek als de sprintklassieker. Doet die naam recht aan de status van deze koers?
“Niet meer. Er zijn maar een paar échte sprinters geweest die hier gewonnen hebben. Mario Cipollini is het een keer gelukt, Mark Cavendish. Arnaud Démare heeft het een paar jaar geleden laten zien. Laurent Jalabert ook, net als Seán Kelly. Maar die waren veel meer dan een sprinter. Wat ik ermee wil zeggen: het is vaak wel een completere renner die hier wint. Voor de sprinters moet op zo’n dag alles meezitten. Als er dan sterke tegenwind staat op de Poggio, dan is het lastiger om weg te rijden. Dan kunnen sprinters er nog aanhangen. Maar sprintklassieker? Nee. Sla er de erelijst maar eens op na. Alleen maar super goede renners.”

Mario Cipollini won in 2002 de massasprint met overmacht – foto: Cor Vos

Stel: jij had ooit Milaan-San Remo gewonnen. Waar zou jij deze koers – puur op prestige – geplaatst hebben op jouw erelijst?
“Dat is puur persoonlijk, als je kijkt naar de monumenten. Maar dan denk ik toch dat ik er een paar hoger zet, hoor. Voor mij staat die koers niet op dezelfde hoogte als Luik-Bastenaken-Luik, de Ronde van Vlaanderen en – als ik die gewonnen had – Parijs-Roubaix. Maar dat is voor iedereen anders. Gerrie Knetemann vond Luik bijvoorbeeld de mooiste klassieker, ik heb dat altijd met Roubaix gehad. Terwijl de meeste renners enkel en alleen praten over de Ronde van Vlaanderen. Maar vraag het een Italiaan of iemand die in Italiaanse dienst rijdt, en die zal altijd de Ronde van Lombardije of Milaan-San Remo zeggen.”

Jij reed La Primavera elf keer. In al die deelnames eindigde het overigens nooit in een massasprint. Is Milaan-San Remo nu eigenlijk veel veranderd ten opzichte van jouw tijd?
“De laatste jaren keert Milaan-San Remo weer een beetje terug naar de koers toen ikzelf nog fietste. Er was toen een periode dat er op de Poggio altijd een of twee renners wegreden. Moreno Argentin reed er in 1992 alleen weg, maar Kelly won toen. Dat zie je nu weer. Veel groter dan vijf man is het groepje niet, dat het verschil maakt op de Poggio. Wat wel veranderd is: in mijn periode gingen renners tijdens Tirreno-Adriatico bijvoorbeeld nog bijtrainen. Dat hoor je de laatste jaren niet meer. Rust is tegenwoordig het sleutelwoord.”

Wat voor invloed heeft het weer op zo’n lange koers als deze?
“Als het op de dag zelf niet waait, kun je jezelf heel de dag lekker laten meevoeren en het risico nemen om constant van achteren te koersen. Maar staat er zijwind, dan is het van kilometer 0 tot op het einde constant opletten. Milaan-San Remo levert altijd een goede winnaar op, maar het is voor mij een moeilijke en onvoorspelbare koers. Dat ligt aan meerdere factoren. Niet alleen de afstand – ga maar eens zeven uur op de fiets hangen – en het weer, maar ook de positie op de kalender. Niet iedere renner is voor deze wedstrijd al in topvorm. De meesten pieken toch net even ietsje later, richting Vlaanderen en Roubaix.”

Waar zit ‘em het grote gevaar van Milaan-San Remo in?
“Eigenlijk begint Milaan-San Remo pas op de Capo Berta. Dat is na 260 kilometer, dan heb je al zo’n zes uur gekoerst. Dit blijft toch een wedstrijd van wachten, hoor. En gokken. Dat is niet eenvoudig. En als dat niet lukt, moet je dat vooral heel snel weer vergeten. Je weet ook wat ze zeggen: je kunt deze wedstrijd 300 kilometer lang perfect rijden, om hem dan in de laatste drie centimeter te verliezen. Zo hard is dat.”

Kuiper (rechts) en Van Vliet op de Poggio in 1985 – foto: Cor Vos

Bestaat er anno 2021 een scenario waarin de winnaar al vóór de Poggio de beslissing forceert?
“Zeker. Als je goed over de Cipressa komt, kun je op de verrassing spelen op het stuk tussen de Cipressa en de Poggio. In het verleden is Hennie Kuiper daar in 1985 weggereden met Teun van Vliet en Silvano Ricco. Er stond toen sterke tegenwind en in het peloton wilde niemand rijden. Maar of zoiets nu nog kan gebeuren, is een heel ander verhaal. Het hangt ook af wie er dan meezit en vooral wie er daarachter kunnen achtervolgen. Er zijn zoveel factoren… Anderzijds is het ook geen gelukskoers, want anders wint Eddy Merckx geen zeven keer.”

Prangende vraag die nog rest: wie wint er deze zaterdag?
“Ik denk dat er best veel kandidaten zijn. Ze praten alleen maar over Julian Alaphilippe, Wout van Aert en Mathieu. Maar net daar zit het gevaar. Ik heb Michael Matthews zien rijden in Parijs-Nice, die werd vorig jaar ook drie hè. In de conditie waarin hij steekt, gaan ze hem er echt niet afrijden op de Poggio dit jaar. Zo koersen er nog rond. Michał Kwiatkowski verwacht ik ook op de afspraak. Bij Deceuninck-Quick-Step heb je naast Alaphilippe nog meer kandidaten voor winst. Ik denk dat ze Davide Ballerini achter de hand zullen houden.

Greg Van Avermaet is stukken beter dan in Strade Bianche, al is het voor hem tegenwoordig niet makkelijk om een koers te winnen. En wat gaat Philippe Gilbert doen? Of ik dat nog zie gebeuren, die voltooiïng van vijf monumenten? Ik durf geen ‘nee’ te zeggen. Philippe Gilbert blijft wel Philippe Gilbert. Die heeft in het verleden al veel mooie en rare dingen gedaan. Als dat soort mannen meegaan over de Poggio, weet je nooit hoe een koe een haas vangt.

Veel zal afhangen van hoe de wind op de Poggio staat. Staat-ie tegen, dan is het moeilijk om ervoor te blijven. Is het hoge rugwind, dan kun je daar met een paar man wegrijden. Dat gaat zeer bepalend zijn. In een sprint kan het alle kanten uit, maar op bergjes zoals de Poggio hebben Alaphilippe, Van Aert en Mathieu de beste papieren. Ik denk dat de top dicht bij elkaar ligt, zonder dat iemand er écht bovenuit steekt. Volgens mij hebben er nog nooit zo veel favorieten aan de start gestaan dan dit jaar.”

De Grote Vier in een beeld gevangen; wie van de voorste drie gaat er zaterdag mee aan de haal? – foto: Cor Vos

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.