Column Hugo Coorevits: Mads Pedersen en Wout van Aert zijn uitzonderingen voor wie alleen winnen telt
zondag 18 mei 2025 om 10:05

Column Hugo Coorevits: Mads Pedersen en Wout van Aert zijn uitzonderingen voor wie alleen winnen telt

Column Wanneer zie je bij verlies nog eens een renner écht boos of doodongelukkig. Ik vroeg het me onlangs af. Ik kwam uit bij Wout van Aert na Dwars door Vlaanderen. Hij verloor van Neilson Powless, terwijl zijn ploegmaten Tiesj Benoot en Matteo Jorgensen derde en vierde eindigden. Het verlies kwam hard binnen bij Visma | Lease a Bike.

Zou dat ook het geval zijn bij renners van pakweg Arkéa-B&B Hotels? Waarschijnlijk niet. Die hadden wellicht staan dansen in Waregem: wéér 640 UCI-punten erbij, tegenover 300 voor de winnaar. Daarmee zijn we bij de essentie van deze column: het verschil tussen koersen om te winnen en koersen om punten.

Het is een heel nieuw fenomeen dat pas in de jaren twintig is opgedoken, toen de Internationale Wielerunie UCI besloot promotie en degradatie te koppelen aan de driejaarlijkse licentie van de WorldTour. Drie jaar geleden snapte ik niet waarom Arkéa-Samsic zo uitzinnig deed na Kuurne-Brussel-Kuurne, ondanks dat Fabio Jakobsen won. De reden? De combinatie van de derde (Hugo Hofstetter), vierde (Dan McLay) en zevende plek (Amaury Capiot) leverde meer punten op dan een individuele overwinning: 285 tegenover 200.

Winnen was vroeger toch altijd en overal het hoogste goed? Gebeurde dat niet, dan moest je als renner aan de ploegleider uitleggen waarom er niet gewonnen werd, ook al eindigden er drie bij de eerste zeven. Maar nee, die zondag in februari kon de pret niet op bij ploegleider Sébastien Hinault. De Fransman had snel uitgerekend dat de buit voor zijn werkgever groter was dan bij winst en geen andere renner in de top zeven. Oftewel 285 tegenover 200 UCI-punten.

Aan het einde van datzelfde seizoen promoveerden Arkéa-Samsic en Alpecin-Deceuninck naar de WorldTour, terwijl Lotto-Soudal en Israel-Premier Tech degradeerden. Koersen met een rekenmachine loont. De sport heeft een nieuwe realiteit.

Beurskoers
Na dit wegseizoen valt de bijl opnieuw. En dat heeft impact op renners, tactiek en beleving. Voor een aantal ploegen in de gevarenzone lijkt het er niet toe te doen hoeveel koersen ze winnen, zolang ze maar meer punten sprokkelen dan hun directe concurrenten in de degradatiestrijd. De eerste vijftien in elke Giro-rit voelen zich allemaal een beetje winnaar: de zevende omdat hij net meer punten heeft dan de achtste, enzovoort. Dat zorgt voor meer tevreden gezichten na de koers, waar vroeger vooral verliezers waren.

Gelukkig zijn er nog uitzonderingen. Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel, Remco Evenepoel, Mads Pedersen en Wout Van Aert koersen nog altijd om te winnen. Pedersen, met drie ritzeges in zes Giro-etappes en nog altijd even hongerig. De geboren winnaar, die moeilijk met de nederlaag kan leven. Het zijn ook de kopmannen van ploegen die elk jaar opnieuw hoog willen eindigen in de WorldTour. Net zoals in een voetbalcompetitie heb je ploegen die meedoen voor de titel en ploegen die tevreden zijn met de middenmoot.

Casper van Uden wint in de Giro d’Italia voor PicNic Post NL. Foto: Cor Vos

Daartegenover staan teams als Cofidis, Astana, Uno-X, Arkéa-B&B, Picnic PostNL en onder andere Jayco-AlUla. Zij vechten tegen de degradatie, dag na dag. Het draait daar niet om de bloemen, maar om cijfertjes. Veelzeggend was Bram Weltens’ antwoord op een vraag van Eurosport: “180 UCI-punten,” zei hij droog, toen hem gevraagd werd naar het belang van Casper van Udens Giro-ritzege dinsdag in Lecce.

De dood of de gladiolen
XDS begon dit seizoen zelfs in overlevingsmodus. De opdracht was heel simpel: de dood of de gladiolen. De kloof met de eerste achttien ploegen in de WorldTour-ranking leek onoverbrugbaar, maar na vijf maanden staat het team van Vinokourov er uitstekend voor. De kloof is dichtgereden. Op UAE Team Emirates XRG en Lidl-Trek na scoorde geen enkele ploeg dit jaar meer punten dan deze groep vrijbuiters. De jacht op UCI-punten neemt bij XDS Astana zulke fanatieke vormen aan dat er zelfs een interne puntendeling is onder de renners. Onder het motto: als je aan jezelf denkt, denk je aan iedereen. Met dezelfde trui en broek als het enige bindmiddel.

Sportieve paradox
Ook al kan een renner zijn UCI-punten bij een transfer het jaar daarop niet meenemen naar zijn nieuwe ploeg, deze parameter geeft wel de intrinsieke waarde van een coureur aan. De veroverde punten bepalen bij een nieuw contract je loon. Je hoort de coureurs niet mopperen over de dagelijkse degradatiestrijd die ze met veel ploegen tegelijk voeren.

Een team dat zich geen zorgen hoeft te maken over de volgende licentie van drie jaar, kan ook rustig werken aan de planning voor volgend jaar. Wie naast de achttien valt, moet hopen dat hij bij de eerste twee eindigt in de ProTour, zodat het volgende seizoen nog niet meteen een probleem is, maar zo’n team staat voor een nieuw gevecht van drie jaar lang.

Of je doet het zoals Jean-François Bourlart, de ceo van het toenmalige Wanty-Gobert, die al jaren verslingerd was aan de WorldTour. Als een van de eerste managers hield hij elke avond nauwgezet de puntenschommelingen bij. Alsof hij dagelijks de beurskoersen checkte. Uiteindelijk kocht hij eind 2020 – midden in de termijn van drie jaar – de licentie van het ter ziele gegane CCC. Ook dat is een manier om tussentijds mee te spelen bij de grote jongens, maar je moet er ook zien te blijven.

Manager Bourlart in gesprek met zijn goudhaantje Biniam Girmay – foto: Nico Dick

Maar deze hele puntenjacht verandert ook de koersdynamiek. Waarom zou een ploeg een renner in een uitzichtloze aanval sturen in de Giro, als die daar niets mee verdient en daarna twee dagen moet herstellen? Het draait om de meet! De degradatiestrijd zorgt ervoor dat er minder gepokerd wordt tijdens de koers. De sport wordt voor de degradatieploegen voorzichtiger, berekender. Waardoor het gat tussen de top en de subtop groeit, maar anderzijds biedt het systeem kleine teams ook een houvast in de strijd om het bestaansrecht.

Palmares doorstaat de tijd
Al denk ik niet dat Remco Evenepoel later aan zijn kinderen zal vertellen dat hij in 2024 maar liefst 5.972 UCI-punten bijeen koerste. Hij zal wel trots zeggen dat hij in Parijs de eerste renner ooit was die zowel olympisch goud in het tijdrijden als in de wegkoers pakte. De kwaliteit en kwantiteit van een palmares overstijgen niet alleen het gedoe met die UCI-punten, het is ook een veel beter vergelijkingspunt op lange termijn. Ik heb Eddy Merckx zelden horen zeggen dat hij zeven keer de Pernod Prestige heeft gewonnen, de verre voorloper van de individuele WorldTour-ranking. Merckx is wel terecht fier op zijn zeven zeges in Milaan-Sanremo.

Sommige ploegmanagers in puntennood doen alsof winnen bijzaak is geworden, maar ondanks de ploegenrangschikking is en blijft winnen de hoofdzaak. Dat is de essentie van deze sport. Wat echt telt, hoorde ik bij Parijs-Roubaix van Georges van Aert. De vierjarige zoon van Wout stelde in zijn kinderlijke eenvoud zijn vader op de piste een heel directe vraag: “Papa, waarom ben je wéér vierde geworden?” Het antwoord volgde even snel: “Omdat er drie beter waren!” Georges van Aert wil zijn vader zien winnen. De rest interesseert hem niet.

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.