Dubbelinterview gebroeders Van Poppel: “We vullen elkaar supergoed aan”
Interview Het openingsweekend ligt achter ons. Na een paar weken van opwarmen in races op vrijwel alle continenten is het peloton afgelopen week op Europese bodem neergestreken, om er voorlopig te blijven en te strijden voor eeuwige roem, trofeeën en UCI-punten. Voor sommige coureurs was er weinig nieuws aan de horizon, anderen kozen voor een overstap naar een nieuw team. Voor twee renners betekende het wisselen van ploeg vooral een hereniging.
WielerFlits sprak met de broers Boy en Danny van Poppel, die deze winter Roompot en Jumbo-Visma achterlieten om te koersen bij Circus-Wanty Gobert. Samen blikken ze vooruit op een nieuw seizoen waarin plezier een sleutelwoord lijkt, maar ook winnen weer een doel wordt: “Voor het thuisfront is het ook leuk als je een keer bloemen mee naar huis neemt.”
Danny van Poppel: “Ik kon wel bij Jumbo-Visma blijven, maar dit kwam op mijn pad. Met Wanty kwamen we er al snel uit. Het maakt niet specifiek uit wat onze managers zeggen. Boy en ik waren er al snel uit: wij wilden gewoon met z’n tweeën rijden.”
Heeft jullie goede vriend Wesley Kreder hierin een rol gespeeld of zijn het ook jullie managers, de gebroeders Berkhout, die dit voor jullie hebben geregeld?
Danny: “Hilaire (Van der Schueren, ploegleider bij Circus-Wanty Gobert, red.) vraagt me elk jaar wel. Hij wil me al jaren hebben, ook in slechtere jaren zei hij altijd: ‘Kom maar naar ons.’ Dat ook Wesley wat invloed had is normaal.”
Hoe zat dat bij jou Boy? Wanneer wist jij zeker dat je naar Circus-Wanty Gobert ging?
Boy van Poppel: “Nadat Danny wegging bij Trek moest ik met andere sprinters werken, dus als je dan toch in de finale zat met Sky of Jumbo dacht ik wel: nu zit ik hier voor iemand anders te werken. Dat doe je gewoon veel liever voor je eigen broer. Als lead-outman zie je dat het bij hem iedere keer niet lukte, dan dacht ik wel: ik had het zo gedaan. Daar hebben we het achteraf dan over. Uiteindelijk kwam Danny met het idee dat we in 2020 moesten proberen samen te rijden. Dat het gelukt is da’s supermooi, want het vinden van een ploeg is niet makkelijk tegenwoordig.”
Alle renners wisten natuurlijk ook wat de staat van Roompot was.
Boy: “Nee, nee. Het was niet dat ik meer wist dan iemand anders.”
Met al die verhalen zou je verwachten dat je van de hoed en de rand af wist. Daar was je dus niet mee bezig?
Boy: “Ik was bezig met de toekomst.”
Hoe volgden jullie elkaar tijdens het seizoen?
Danny: “We wonen vlak bij elkaar. Er zijn veel wedstrijden die we niet tegelijk reden. Af en toe trainden we wel samen. We waren ook veel weg omdat we heel andere programma’s reden.”
Dat gaat nu wel een stuk intensiever zijn. Jullie hebben hetzelfde wedstrijdprogramma, zijn op dezelfde momenten weg, op dezelfde momenten thuis. Da’s wel een verschil met vorige jaren.
Danny: “Dat zijn we ook wel gewend van onze tijd bij Trek. Ook bij Vacansoleil. Het is niks nieuws. We hebben het altijd wel goed samen. Dus het is mooi dat het kan.”
Ander niveau
Is het vervelend voor jou om een stap terug te zetten naar een ProTeam, Danny?
Danny: “In het begin denkt iedereen dat het een stap terug is, maar nee. Ik vind het heel fijn zo. Een beetje mijn eigen ding doen, wat andere wedstrijden rijden. Ook hele mooie wedstrijden. Zo ga ik Nokere Koerse rijden. Als je een paar keer de Ronde van Zwitserland hebt gedaan dan sta je er niet meer om te springen. Ik vind het wel prima zo.”
Voel jij je slachtoffer van het grote succes van Jumbo-Visma? Renners zoals jij vallen dan buiten de boot omdat er al zoveel toppers zijn.
Danny: “Ik denk wel dat ik daar de dupe van was. Zeker als je een paar wedstrijden wat minder presteert. De jongens hebben een succesvol jaar gehad. Bij Sky zat ik in een soortgelijke situatie en nam ik mezelf voor om niet weer in zo’n situatie te komen. Daar is gewoon geen tijd voor. Alles gebeurt met een reden en ik zit nu hier (bij Circus-Wanty Gobert, red.). Daar ben ik erg blij mee.”
Een goede keuze dus.
Boy: “Ik moet zeggen dat ik ook heel goed snap dat het een moeilijke keuze voor Danny was om van een grote ploeg naar een relatief klein team te gaan. Ik vind het heel knap van hem dat hij het heeft gedurfd. Ook voor mij, zodat we samen aan de sprinttrein kunnen werken, waar ik toch van overtuigd ben dat wij gewoon elkaar supergoed aanvullen. Dat hopen we dit jaar te laten zien.”
Vorig jaar spraken we elkaar, toen ging Boy naar Roompot om voor eigen kans te rijden. Dat is best wel goed gelukt met een paar heel goede uitslagen, helemaal tegen het eind van het seizoen. Je werd zelfs derde in de GP de Fourmies. Nu ga je weer vol aan de slag voor een ander.
Boy: Je moet keuzes maken. Ik weet wat ik kan en dan kan ik zo maar eens een heel goede uitslag rijden. Ik ken mijn kwaliteiten. Ik weet dat mijn specialiteit in de lead-out ligt. Uiteindelijk heb ik vorig jaar nog meer geleerd hoe een sprinter moet denken. Daardoor heb ik nu dingen in mijn hoofd zitten die ik kan gebruiken voor de lead-out. Dat had ik vorig jaar zo vaak gezegd tegen Danny: ‘Als we hier zaten in de laatste kilometer dan had je echt met twee vingers in je neus gewonnen.’ Daar hadden we het heel vaak over. Ik hoopte al dat we in het nieuwe jaar weer in die situatie zouden komen dat ik die lead-out kan doen voor mijn broer.”
Wat zijn de kleine dingen die je hebt geleerd door zelf te weer eens sprinten?
Boy: “Ik durf nu nog langer te wachten. Ook heb ik gezien wat je moet doen als je elkaar kwijtraakt. Die dingen komen in een finale vanzelf wel weer aan bod als het zover is.”
Als ProTeam moet je nog altijd opboksen – ook in de hiërarchie – tegen WorldTour-teams.
Beide broers bevestigen dit. Boy: “Ik ben er van overtuigd dat wij maar met z’n drieën zijn. Als Wesley mij goed kan brengen in de laatste kilometers hebben we niet per se een trein nodig, want er zijn al zoveel lange treinen. Als je dan zelf ook nog eens met vier of vijf man bent is het moeilijk om je tussen die WorldTour-teams in te wringen. Maar als je maar met z’n tweeën bent kan je makkelijker aanhaken bij een andere trein. Dan heeft het weer voordelen.”
Samen sprinten
Het moet ook voor jullie vader Jean-Paul tof zijn als hij zijn zoons straks weer in de sprints samen ziet gaan. Hebben jullie het daar veel over gehad?
Beiden: “Nee, nee. Niet echt nee.”
Danny: “Hij is daar een beetje bescheiden in. Boy en ik doen het vooral met z’n tweeën. De sprint is ook wel anders dan vroeger, dat is bijna niet te vergelijken. Boy en ik doen ons eigen ding.”
Wat is het grote voordeel van broers zijn in de hectiek van het sprinten?
Danny: “Het voordeel? Je kent elkaar goed en je weet wat de ander kan. Het is geen traject van een paar jaar meer. Het is vooral heel leuk en bijzonder.”
Boy: “Het is niet zo dat je een keer denkt: laat maar zitten. Als we ingesloten zitten denk ik steeds: ik moet Danny helpen. Ik móét er langs.”
Je kan net even een stapje verder gaan?
Boy: “Ja. We zijn allebei ook best wel rustig. We schieten niet snel in paniek, zoals ik wel met andere sprinters heb meegemaakt. Als het dan heel hectisch werd dan was de sprinter ineens weg, terwijl hij in een goed wiel zat. Dan heb je gewoon geen vertrouwen in je lead-outman. Ik denk dat Danny en ik dat vertrouwen wel echt in elkaar hebben.”
Je zal nu niet snel het wiel van Boy gaan verlaten, vermoed ik.
Danny: “Nee. Er is denk ik één gouden regel en dat is dat je je lead-outman altijd moet volgen, ook voor het vertrouwen van een lead-outman zelf. We praten er ook over op sprinttrainingen die we samen doen, dus dat is wel mooi.”
Liggen jullie nu ook samen op één kamer?
Danny: “Ja.”
Dit gaat ook tijdens het seizoen gebeuren als het aan jullie ligt?
Danny, heel beslist: “Ja, ja.”
Boy: “Vroeger als kind hadden we eigen slaapkamers, maar toen kwam Danny altijd bij mij liggen.”
Worden jullie nooit gek van elkaar?
Danny: “Na twee weken heb je dat altijd wel een beetje, maar we zijn allebei rustig en als we thuis zijn zien we elkaar ook niet elke dag. Het gaat heel goed. Ik ken ook broers die kunnen elkaar niet zien. Dat verschilt bij broers ook wel, denk ik.”
Danny, vind jij dat je jezelf moet tonen na toch wel een vervelend jaar?
Danny: “Ja, dat wil ik zeker. Dat zit heel erg in mij, laten zien dat ik het echt nog wel kan. Door blessures en andere dingen heb ik altijd wel een beetje pech gehad. Er werd heel snel gezegd dat het in mijn hoofd zat. Dat was niet zo. Natuurlijk wil ik heel graag laten zien dat ik het wel kan. Het motiveert mij enorm.”
De concurrentie is enorm qua Nederlandse sprinters, met Groenewegen, met Fabio Jakobsen, Cees Bol, Mike Teunissen misschien. En Danny?
Danny: “Klopt. Ik moet het toch iets meer van een zware sprint hebben. Ik ga dit jaar gewoon weer sprinten en ik kom ze vast wel weer tegen. Dat is alleen maar een uitdaging.”
Welk type wedstrijden mikken jullie op? Wil je het goed doen in grote wedstrijden of mik je op de .1 koersen omdat het daar makkelijker om te winnen is?
Danny: “Ik rijd Milaan-San Remo, dat is altijd een doel geweest. Het is mijn droomwedstrijd. Veel winnen, je moet het toch nog maar even doen. Dylan Groenewegen wint ook vijf of zes kleinere koersen per jaar.”
Boy, vult aan: “Probeer maar eens te winnen. Dat is gewoon best wel moeilijk, tegenwoordig helemaal.”
Zien jullie dit ook als tussenstap terug naar de WorldTour of hebben jullie zoiets van: als ik hier blijf winnen en ik kan af en toe een grote ronde rijden dan is WorldTour op zich geen doel?
Danny: “Daar denk ik nog niet zo over na. Ik vind het hier wel prima. Ik ben heel wat vrijer dan bij andere ploegen en dat bevalt me heel erg goed, maar je weet het nooit. Ik kan er over een tijdje anders over denken. Zoals het nu is vind ik dat superfijn. Dat past meer bij me dan een gestructureerd stappenplan zoals veel WorldTour-ploegen dat hebben.”
Boy, jij gaf vorig jaar aan dat je wel het liefst op WorldTour-niveau je werk wilde doen. Hoe staat dat er nu voor? Zijn het hele andere omstandigheden?
Boy: “Ik heb nu een jaar op ProTeam-niveau meegemaakt bij Roompot en uiteindelijk heb ik wel veel meer plezier in het fietsen gekregen, omdat ik zelf een keer een uitslag kon rijden. Dat doet toch veel met je. Voor het thuisfront is het ook leuk als je een keer bloemen mee naar huis neemt.”
Een WorldTour-team kan dus ook beknellend zijn?
Danny: “Heel veel jongens hebben dat.”
Blik op 2020
Dan is het wel fijn dat Hilaire Van der Schueren altijd iets in je gezien heeft.
Danny: “Ja, da’s wel mooi. Onder hem ben ik beroepsrenner geworden (in 2013 bij Vacansoleil-DCM, red.) en hij is wel een groot fan van mij. Dat vind ik wel heel mooi. Zeker in de sport heb je mensen die er alleen zijn als je goed rijdt. Met mijn wisselvallige prestaties de afgelopen jaren heb ik dat heel erg gezien. Hilaire was er altijd voor mij. Da’s wel heel bijzonder denk ik, in het wielrennen, maar ook in topsport in het algemeen.”
De specialisten maken echt een doel op zich van de Klassiekers. Jij doet ze ‘erbij’. Zie je dat als een voordeel of denk je dat het lastig wordt om te winnen en kijk je tijdens de wedstijden wel waar het schip strandt? Dat we niet gek moeten opkijken als je straks in Milaan-San Remo wel mee van voren zit op de Poggio, of tijdens Vlaanderen na de Koppenberg.
Danny: “Milaan-San Remo moet mij wel liggen, maar Vlaanderen is vooral gaaf. Je weet het gewoon nooit.”
Boy: “Voor hetzelfde geld rijdt er op de Muur (van Geraardsbergen, tijdens de Ronde van Vlaanderen, red.) een grote groep weg en zit Danny erbij. Net zoals vorig jaar toen er twintig man weg was en Danny erbij zat.”
Danny: “Nu kan ik me lekker rustig houden. Dat kon toen niet.”
Boy: “Zo is Sacha Modolo ook een keer zesde geworden (Ronde van Vlaanderen 2017, red.).”
Danny: “In Gent-Wevelgem hoop ik wel te verrassen.”
Je krijgt nu wel weer de druk van het kopmanschap op je. Of voelt dat niet zo?
Danny, lachend: “Ik ben het onderhand wel gewend. Het is ook meer een andere druk. Dat is altijd goed. Ik weet dat dat wel goed zal gaan.”
Boy, vind jij het niet jammer dat jij niet die druk en aandacht hebt die nu naar Danny toegaat?
Boy: “Nee. Ik ben gewoon blij dat ik hier ben en dat ik de kans krijg om te doen waarvan ik zelf vind dat ik er het best in ben. En dan ook nog eens voor mijn broer.”
Voor twee jaar nog wel. Dat moet ook lekker zijn.
Danny: “Zeker. Da’s bijzonder in het wielrennen tegenwoordig. Het is weer echt een strijd om de plekken. Het niveau is zo hoog tegenwoordig.”
Circus-Wanty Gobert is een ploeg die groeiende is…
Danny: “Als ik zie hoeveel sponsors er zijn, dan weet je het maar nooit. Wie weet rijden we volgend jaar wel weer opnieuw de Tour, dus dat is wel heel mooi.”
Het NK is nog wat ver weg, maar er zijn wel vijf Nederlanders bij Circus-Wanty Gobert. Is het al eens door je hoofd geschoten dat je met vijf man wel wat kan beginnen.
Danny, lachend: “Als je het zo stelt dan moet het onderhand wel eens een keer raak zijn met mij.” Wat serieuzer: “Ik vind het NK leuk. Stiekem wil ik daar altijd wel op de afspraak zijn. Nu hebben we inderdaad echt een team, dus als we geen Mathieu van der Poel of Fabio Jakobsen tegenkomen… De Ronde van Drenthe doe ik ook, dus ik zal de VAM-berg al een keer zien.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.