Jasper Philipsen keerde na ‘kutsituatie’ nog terug, maar kwam tekort tegen ‘superkampioenen’
Parijs-Roubaix was voor Jasper Philipsen een wedstrijd van uitersten. De sprinter van Alpecin-Deceuninck kwam voor de eerste kasseistrook ten val, moest lang achtervolgen, keerde terug en reed even samen met Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar op kop van de koers, maar zakte er nadien toch weer door. Uiteindelijk kwam hij als elfde over de streep. Bij Sporza deed Philipsen na afloop zijn verhaal.
“Het was supernerveus naar de eerste strook”, begon Philipsen, die net voor het opdraaien van deze sector ten val kwam. “Ik glij gewoon onderuit, ik verloor de grip. Het was een kutsituatie. Op zich had ik nog twee ploegmaats bij me, maar het was niet ideaal. Uiteindelijk kom ik nog wel terug in de wedstrijd en overleef ik de schifting met de twee beste renners in koers. Vanaf daar was het voor mij overleven.”
“Door de val had ik ook last van mijn rug, zeker toen ik met die twee vooraan reed. Ik voelde me stilaan leeglopen, terwijl zij met overschot reden. Opeens begonnen ze te demarreren. Toen moest ik passen. Het was een eerlijke koers”, reageerde Philipsen op de vaststelling dat zijn ploeggenoot Van der Poel hem de das om deed met een versnelling. “De sterksten rijden voorop. Ik ben blij dat ik onderdeel ben geweest van de finale, maar het was niet goed genoeg tegen twee superkampioenen.”
Over Van der Poel zei Philipsen nog dat de Nederlander het ‘fantastisch afgemaakt’ had. “Drie jaar achtereen winnen, is heel bijzonder. Het is absoluut een fenomeen.”

Om te reageren moet je ingelogd zijn.