Nieuwe trend helpt Tadej Pogacar, maar voor de wielersport…
Opinie Alsof de 81 kilometer lange solo van Tadej Pogacar van vorig jaar nog niet lang genoeg was, besloot organisator RCS dit jaar om Strade Bianche opnieuw met een zware gravelstrook zwaarder te maken. Steeds meer wedstrijden worden op het lijf van de klimmers gemaakt, waardoor grote namen de erelijst sieren. Maar vergroot het ook de aantrekkelijkheid van die koersen?
Erik Dekker, Oscar Freire en Greg Van Avermaet die de Tirreno-Adriatico op hun naam schreven. In een nog niet zo ver verleden was dat realiseerbaar, maar tegenwoordig zitten er rond de Gran Sasso klimmen van meer dan tien kilometer tot zo’n 1400 meter hoogte in het traject. De laatste jaren schreven dan ook Tour de France-helden als Jonas Vingegaard, Primoz Roglic en Pogacar de Koers tussen de Twee Zeeën op hun naam
In Strade Bianche kon in de eerste jaren een ‘zwaargewicht’ als Fabian Cancellara goed uit de voeten, terwijl ook Zdenek Stybar, Maxim Iglinskiy en Moreno Moser op het Piazza del Campo in Siena zegevierden. Nu kun je bijna alleen als lichtgewicht de koers van de sterrati, de befaamde witte grindwegen, winnen. Het gemiddelde gewicht van de renners in de Strade zou de voorbije tien jaar zelfs met vijf kilo zijn gedaald.
Patrick Lefevere schoot vandaag raak in zijn column in Het Nieuwsblad. Vind je het raar dat Mathieu van der Poel en Wout van Aert afhaken voor een wedstrijd met bijna vierduizend hoogtemeters in 213 kilometer, vroeg hij zich af. Dat slechts twee renners uit de top-20 van het UCI-klassement (Pogacar en Marc Hirschi) startten, is een teken aan de wand.

Foto: Cor Vos
Natuurlijk was het duel tussen de gehavende Pogacar en Tom Pidcock prachtig. Op 18,5 kilometer van de streep, op de strook van Strade di Colle Pinzuto, reed de Sloveen vanuit het zadel weg bij zijn Britse opponent. Wellicht kwam het door de zware valpartij dat de wereldkampioen zijn duivels niet eerder ontbond.
Dat de koersen steeds zwaarder worden, is een beeld dat we tegenwoordig in de etappewedstrijden vrijwel het hele jaar zien. Of het nu de Ronde van Catalonië, UAE Tour, Ronde van Polen of Parijs-Nice is. Overal lijkt het wel alsof de organisatoren de laatste jaren hun koers zodanig inrichten dat enkel de klassementsrenners uit de grote rondes nog voor de eindzege kunnen strijden. De enige echte uitzondering op WorldTour-niveau is de Renewi Tour, maar dat zal waarschijnlijk met de beperkte mogelijkheden in de Lage Landen te maken hebben.
De geestdrift van organisatoren om hun wedstrijden alsmaar zwaarder te maken, stamt uit de vorige generaties toen het leek dat koersen steeds langer op slot zaten. Nu we te maken hebben met grote kampioenen die de knuppel al vroeg in het hoenderhok durven te gooien, krijgen we wedstrijden die daardoor vaak al op anderhalf uur van de finish beslist zijn. Van een spanningsveld is nauwelijks sprake.
Natuurlijk kun je dat grootheden als Pogacar, Mathieu van der Poel en Remco Evenepoel niet kwalijk nemen. De grootse nummers die zij opvoeren, geven deze wedstrijden juist ook iets heroïsch. Vraag is echter hoelang het grote publiek die heroïek blijft zien en het niet gaat verwarren met saaiheid.

Foto: C0r Vos
De Amstel Gold Race voegt dit jaar de Cauberg in de laatste twee kilometer weer toe aan het parcours. Opnieuw wordt de wedstrijd hierdoor zwaarder. Mooi voor het publiek aan het Grendelplein en op de klim in Valkenburg. Maar, gaat de wedstrijd hierdoor wel mooier worden? De laatste jaren zagen we in Limburg vaak juist spanning tot op de streep. Soms bleef de spanning zelfs nog minuten hangen nadat het met het blote oog nauwelijks waarneembaar was wie als eerste over de witte kalklijn was geflitst.
In die zoektocht naar het grote publiek (waarbij velen direct ook aan het grote geld denken) wordt er alleen maar aan grote namen gedacht. Onderlinge strijd en onvoorspelbaarheid hebben in de topsport misschien wel een grotere aantrekkingskracht. Kampioenen worden immers in onderlinge strijden geboren. Laten we dat in het wielrennen niet vergeten…
