Voormalig wielrenner Aldo Moser is woensdagochtend overleden. De oudste telg van de bekende Italiaanse wielerfamilie stierf in het ziekenhuis, nadat hij enkele dagen geleden was opgenomen na complicaties van het coronavirus.

Moser maakte van 1954 tot 1974 deel uit van het peloton. In die jaren won hij de Coppa Agostoni, de GP Industria e Commercio di Prato, tweemaal de Trofeo Baracchi, GP des Nations, Manche-Océan en de Coppa Bernocchi. Die laatste wedstrijd zette hij in 1963 achter zijn naam na een solo van zeventig kilometer. Ook verdedigde hij de Italiaanse eer tijdens de wereldkampioenschappen van zowel Frascati (1955), Waregem (1957), Reims (1958) en Mendrisio (1971).

En het aantal keer dat Moser in de Giro d’Italia van start ging, is niet op drie handen te tellen. In zijn zestien deelnames reed hij viermaal naar de top tien; in 1955 was hij zesde, in 1956 vijfde, in 1958 tiende en in 1969 zevende. In 1958 droeg hij bovendien de roze trui in de zware etappe naar Mondovi. Dertien jaar later, op 37-jarige leeftijd, kwam hij nog eens een dag aan de leiding van het klassement, nadat hij deel uitmaakte van de winnende kopgroep.

Na zijn sportieve carrière was hij getuige van de succesvolle carrière van zijn 17 jaar jongere broer Francesco. De wereldkampioen van San Cristóbal (1977) won onder meer 23 etappes in de Giro d’Italia en het eindklassement in 1984, vijfmaal de Trofeo Baracchi en meerdere keren de Ronde van Lombardije, Parijs-Roubaix en Tirreno-Adriatico. Ook schreef hij in 1984 Milaan-San Remo op zijn naam.

Aldo Moser werd 86 jaar.