Yves Lampaert over zijn liefde voor Roubaix en het ‘verplichte weduwschap’
© Cor Vos
Nico Dick
zaterdag 16 april 2022 om 19:45

Yves Lampaert over zijn liefde voor Roubaix en het ‘verplichte weduwschap’

Interview Als prof haalde Yves Lampaert al twee keer de top vijf in Roubaix. Een keer stond hij op het podium. Maar hij wil o zo graag met die grote kassei naar huis. En daar heeft de net 31 jaar geworden West-Vlaming veel voor over. “Mijn twee zeges van Dwars door Vlaanderen inruilen voor één keer Parijs-Roubaix? Onmiddellijk.”

Yves Lampaert kent dit jaar een wat aparte voorbereiding op Parijs-Roubaix. Op de maandag voor Dwars door Vlaanderen vertrok hij naar het Shamrock Hotel in Tielt, sinds lang de uitvalsbasis voor Quick-Step-Alpha Vinyl tijdens het Vlaamse voorjaar. Toen Lampie een paar dagen later te horen kreeg dat vrouwlief Astrid besmet geraakte met Covid, ging hij nadien niet meer naar huis.

“Het was op vrijdag dat ik dat nieuws kreeg”, legt hij uit. “Toen wist ik dat niet meer naar huis kon. Dat is vervelend, maar in de gegeven omstandigheden was het de enige oplossing. Ons Aloïske had ook een dag koorts, een loopneus en een hoestje. Het ventje heeft er niet te veel last van gehad, maar toch… Ik kon het risico niet nemen. Stel dat ik de voorbije dagen zelf positief testte op covid, dát was pas een drama geweest.”

Alleen vorige zondag, ter gelegenheid van zijn verjaardag, reed Lampaert even over en weer van Tielt naar Ingelmunster, maar hij bleef netjes in de tuin. De kussen waren virtueel, met een vensterraam ertussen. “Die aparte aanloop naar Parijs-Roubaix hoeft daarom niet nadelig te zijn. Ze doen dat toch soms met de duiven ook?”, lacht de West-Vlaming tijdens ons Zoom-gesprek. “De beestjes even ‘op weduwschap zetten‘. Daarna vliegen ze rapper naar huis. Hopelijk geldt dat zondag voor mij ook.”

Parijs-Roubaix winnen, het blijft tot nader order Lampaerts grootste doel in zijn profloopbaan. In 2015 werd hij zevende, in 2019 finishte hij als derde, vorig jaar eindigde hij op plek vijf. Dit jaar liep voor het tweede jaar op rij een mini-reeks op de VRT, de Weg naar Roubaix, waarin reporter Wouter Deboot hem op de voet volgt in de aanloop naar zijn favoriete koers.

Yves, wanneer is die liefde voor Parijs-Roubaix ontstaan?
“Eigenlijk is de passie er pas echt gekomen toen ik bij de beloften reed. Ik heb toen drie keer meegedaan en in mijn laatste jaar als belofte (in 2012, red) werd ik tweede, na Bob Jungels. Ik vond het altijd al een koers die tot de verbeelding spreekt, en dan ben ik beginnen dromen om er ooit als prof te winnen.”

Waarom spreekt die koers voor jou tot de verbeelding?
“Het is met voorsprong de meest mythische koers. De beelden van vroeger staan op ons netvlies gegrift. Renners zien afzien, het heroïsche karakter, met bovendien aankomst op de Vélodrome. Het heeft iets heel bijzonder.”

Zat je als tiener al op het puntje van je stoel naar jouw idolen te kijken?
“Nee. Ik was toen nog met judo bezig. Mijn helden waren Ulla Werbrouck, Gella Vandecaveye en Harry Van Barneveld. Maar mijn broer Jens en de rest van de familie keek uiteraard naar Parijs-Roubaix, waardoor ik verplicht moest mee kijken. Nu ja, verplicht. Ik zag het wel graag.”

Wat zijn jouw eerste herinneringen aan Parijs-Roubaix?
“De zeges van Tom Boonen? Of nee, Johan Museeuw wellicht, die over de streep bolde en naar zijn knie wees. Dat zijn beelden die je niet vergeet.”

Hoe ver gaat die liefde nu? Het lijkt ons soms tot het obsessieve toe…
“Bwah, voor mezelf valt dat mee, denk ik. Het is eerder mijn omgeving die daar soms voor zorgt. En sinds het programma, de Weg naar Roubaix, wordt die ambitie ook uitgesproken. Maar het klopt wel dat ik elk jaar op mijn allerbest wil zijn in Roubaix. En ik ben tweehonderd procent gemotiveerd.”

Als prof haalde Lampaert één keer het podium. In het jaar waarin ploegmaat Gilbert won  – foto: Cor Vos © 2019

Je hebt een pak supporters. Is hun enthousiasme niet een potentiële valkuil? Dat het allemaal te vanzelfsprekend wordt?
“Mijn fans moeten zich er inderdaad van bewust zijn dat ik niet alleen aan de start sta en dat ik het moet opnemen tegen sterke concurrenten. Tegen een peloton waarin iedereen droomt van winst. En dat het een klassieker is waarin onderweg iedereen zijn portie miserie kent. Je geraakt niet zonder slag of stoot in Roubaix, waar je die kassei kan afhalen, bij wijze van spreken. Maar net dankzij het programma hebben die supporters intussen ook gezien dat het niet evident is.

Ervaar je extra druk voor deze wedstrijd?
“Mijn voorjaar is dan wel nog niet schitterend geweest, toch valt de druk wel mee. En de aanmoedigingen die ik krijg van de supporters zijn heel goed bedoeld. Ik zet dat allemaal om in positieve druk. Ik put er extra kracht uit.”

Hoe massaal verwacht je zondag jouw fans op de kasseistroken?
“Het zijn geen bussen, zoals op het Belgisch kampioenschap. Maar ze zullen sowieso op post zijn. De vaste kern, dat is een man of dertig. En ze zorgen er ongetwijfeld voor dat ze een paar stops doen. Ik zal ze wel horen en zien. Ik herinner me vorig jaar, toen ze hadden postgevat op de strook in Camphin-en-Pévèle, uitgerekend daar waar Boivin ten val kwam en die motorrijder tegen de grond ging.”

“Ik passeerde en zag mijn vader daar met die motor staan. ‘Wat doet dieje zot nu? Houdt die nu die motor tegen?’, vroeg ik me af. Bleek achteraf dat hij die mens had geholpen zijn motor weer recht te krijgen.”

Is er een verband tussen jouw voorliefde voor Parijs-Roubaix en jouw rol in de ploeg zondag?
“Dat denk ik niet. Mijn rol als medekopman heb ik vooral te danken aan mijn resultaten in het verleden. Die zijn bepalender dan mijn liefde voor die koers. En ik ben er ook klaar voor.”

Zou je jouw twee zeges in Dwars door Vlaanderen willen inruilen voor winst in Parijs-Roubaix?
“Jawel! Oh ja. Dat is toch nog een stap hoger.”

Het is je gegund. Slotvraagje. Wat ga je zondagavond doen, wanneer je eindelijk weer thuis komt?
De kleinen ne keer dichte bie ik pakken... Ah nee. Dat zal ik al gedaan hebben op de piste van Roubaix. Nen goeien drinken, dan. Dat is ook al even geleden. Hopelijk klinken op een goed resultaat. Het zou wel eens mogen.”

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.