Zuidelijke KNWU-districten blijven ‘buitenlandse’ renners dwarsbomen: opening mogelijk?
foto: Léon van Bon
Youri IJnsen
donderdag 8 juni 2023 om 18:30

Zuidelijke KNWU-districten blijven ‘buitenlandse’ renners dwarsbomen: opening mogelijk?

Nationaal Een gek gegeven dat al jaren speelt in het zuiden van het land: jeugdrenners uit de regio met een Nederlandse licentie die voor buitenlandse clubs uitkomen, mogen geen wedstrijden in Nederland rijden. Ex-renner Rob Ruijgh maakt zich al enige tijd hard voor die groep talentjes. Hij spreekt van discriminatie door de KNWU. De bond legt bij WielerFlits de moeilijke kwestie uit.

Ex-beroepsrenner Ruijgh was tijdens zijn actieve carrière renner van Vancansoleil. Tegenwoordig heeft hij met TigeRR Cycling zijn eigen wielerploeg. Thuishaven is het Belgische Lanaken, een zeer populaire woonplaats voor wielrenners net over de grens ten noorden van Maastricht. Hij zet zich in voor jeugdrenners in de grensstreek. “Licenties stijgen de laatste jaren meer en meer in prijs. Jeugdwielrennen is het kloppend hart voor de Nederlandse wielersport en het fundament voor later. Wat stuitend is, is dat licenties voor Nederlandse jeugdrenners in het buitenland en het lidmaatschap bij de KNWU dubbel zo duur zijn (volgens de Nederlandse bond is diezelfde regel van kracht bij de collega’s in België, red.). De bond doet er ook nog een schepje bovenop.”

Discriminatie
Daarmee doelt Ruijgh dus op de uitsluiting van Nederlandse jeugdrenners uit de grensstreek. “Voorbeeld: twee broers uit Wijlre rijden voor onze Belgische club in Lanaken. Dat is 25 kilometer van hun woonplaats en ongeveer de dichtstbijzijnde wielerclub. Ze betalen jaarlijks samen circa 600 euro aan licentiekosten aan de KNWU en mogen vervolgens niet starten in de Bergomloop van Simpelveld, een KNWU-wedstrijd op amper tien kilometer van hun woonplaats. Hoe leg je dit uit aan deze jonge renners? Sinds 2022 behartig ik het belang van een grote groep enthousiaste jeugdrenners voor onze Belgische club in de Zuid-Limburgse grensstreek. Ik luid de noodklok.”

Oud-prof Rob Ruijgh – foto: Cor Vos

Ruijgh probeerde naar eigen zeggen een jaar lang om de dialoog aan te gaan met de beleidsvoerders van de KNWU. “Het is zorgwekkend om te zien dat de KNWU haar eigen leden discrimineert en daarbovenop nog eens de hoofdprijs durft te vragen. Het behalen van punten om je te plaatsen voor het NK op de weg, maakt de KNWU voor onze Nederlandse jongens ook nog eens veel moeilijker. En dat alleen maar omdat ze voor een buitenlandse club rijden, die in ons geval ‘toevallig’ drie kilometer buiten de Nederlandse grens is gevestigd. Maar er zijn nog zo veel andere jongens en meiden die met ditzelfde probleem kampen en dat moet veranderen.”

“De sport moet mijn inziens toegankelijk en betaalbaar blijven voor iedereen, zeker als het over de jeugd gaat. Ongeacht of die jeugdrenner in de grensstreek voor een Nederlandse of buitenlandse club kiest. Anders droogt de grote visvijver met toekomstig talent stilaan op. De kans op een nieuwe Mathieu van der Poel of Annemiek van Vleuten daalt. De trots en het vertrouwen in de KNWU onder jeugd en ouders die wonen in de grensstreek, is behoorlijk gezakt. De KNWU is er voor al haar leden. Ik wil dat de bond het als morele plicht ziet om af te stappen van deze niet te begrijpen en discriminerende regels. Breng de oranjeglans terug bij alle leden, álle Nederlanders.”

Breed gedragen onder districten
De casus die Ruijgh aandraagt, is een moeilijke. Dat blijkt als we deze voorleggen aan Henk van Beusekom, Manager Sport binnen de KNWU. “Over de Nederlandse jongens en meiden die net over de grens of zelfs helemaal in het buitenland wonen; zij moeten op basis van UCI-regelgeving een licentie kopen in het land waar ze wonen. Dat is regelgeving uit de jaren negentig en kent zijn oorsprong door een valpartij van Djamolidin Abdoujaparov (zie hieronder, red). Hij kwam uit Oezbekistan, maar woonde in Italië. Hij had een Oezbeekse licentie, alleen daar waren geen verzekeringen ingebouwd. Daarom heeft de UCI besloten dat dit niet meer zou kunnen en zag je jongens uit bijvoorbeeld het Oostblok naar West-Europa verhuizen en hier hun licenties kopen.”

Het tweede punt van Ruijgh slaat terug op Nederlandse renners die voor buitenlandse clubs rijden en met die ploeg niet mogen deelnemen aan koersen in eigen land. “De KNWU staat open voor uitwisseling met Belgische clubs, Franse clubs of Duitse clubs”, zegt Van Beusekom. “Maar als je dat met een Belgische club doet en die komen dan met zes Nederlanders, dan is er geen sprake van uitwisseling. Om dat te ontmoedigen, is de regel opgesteld dat buitenlandse clubs klassiekers in Nederland mogen rijden alleen dan zonder Nederlanders. Uitzonderingen op die regel zijn internationale wedstrijden en koersen waar je jezelf individueel voor kunt inschrijven. Dat kan wel.”

Insiders laten echter weten dat de zuidelijke districten en afdelingen binnen de KNWU deze regel in het leven houden. Dit dwingt jeugdrenners om voor Nederlandse verenigingen te blijven rijden, in plaats van voornamelijk Belgische clubs. De omstreden regel staat ook jaarlijks op de agenda van de vergadering van de afdeling Wegsport en de districtsvoorzitters. Het KNWU-bestuur wil er graag vanaf, maar de regel is onder de districten breedgedragen en blijft daardoor steeds overeind. Binnen de KNWU is er echter een transitie gaande, waardoor een andere vorm van besluitvorming mogelijkerwijs meer ruimte kan creëren om deze impasse te doorbreken.

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.