Column Hugo Coorevits: Romain Bardet had jarenlang één groot probleem
Column Het zit er bijna op voor Romain Bardet. Rest hem nog de Dauphiné, die dinsdag start in zijn woonplaats Brioude. Voor een allerlaatste keer koerst hij door zijn Auvergne, waar hij als kind van grootse dingen droomde.
Vorig jaar reed hij zijn laatste Tour. Afgelopen zondag nam hij afscheid van de Giro. Het doek valt zondag 15 juni op Le Plateau du Mont-Cenis in de Alpen. Daar zet Romain Bardet een punt achter een profcarrière die in 2012 begon. Het werd een loopbaan die niet volledig bracht wat zijn landgenoten – en hijzelf – ervan hadden gehoopt toen hij in 2013 als 22-jarige met een vijftiende plaats in la grande boucle debuteerde.
Vliegende start
Ik vergeet nooit de allereerste keer dat ik hem live bezig zag. De neoprof van AG2R La Mondiale zat mee in de vroege vlucht van de Amstel Gold Race. Als laatste vluchter werd hij pas op negen kilometer van de streep bijgehaald. Hij zou uiteindelijk vijfentwintigste worden. Ik stapte op hem af en zei: “Ik denk dat je een grote carrière wacht bij de profs.” “Meen je dat echt?”, vroeg hij bedeesd. Ik knikte bevestigend.
Die dag in Nederlands Limburg zag ik een jonge coureur à la Philippe Gilbert met een instinctief koersgevoel. Een ruwe diamant, geschikt voor het grote werk, maar nog niet klaar om monumenten te winnen. Maar het liep anders.
Er was de aantrekkingskracht van de Tour de France. Toen zijn leeftijdgenoot Thibaut Pinot in de editie van 2012 op zijn 22ste een etappe won, begonnen de Fransen opnieuw te geloven dat de Heiland gevonden was. En daar kwam een jaar later nog zijn eeuwige rivaal Romain Bardet bij. In 2015 werd hij zowaar uitgeroepen tot de ‘Super Combatif’. De Franse media smulden van het duel tussen Pinot en Bardet. Ze dachten hardop dat een variant van Jacques Anquetil versus Raymond Poulidor in de maak was.
Schildpad in het tijdrijden
Alleen was er het probleem dat ze allebei mindere tijdrijders waren. Lossen we wel op, dachten ze op de hoofdzetel van de Tour in Parijs. Ineens ging het aantal tijdritkilometers in La Grande Boucle fors naar beneden, werd de ploegentijdrit herontdekt, of een klimtijdrit ingevoerd. De officiële uitleg: tijdrijders zouden te grote verschillen slaan ten opzichte van de klimmers. En zie: in 2016 werd Romain Bardet tweede in de eindstand, weliswaar ver achter Chris Froome en won hij in de gietende regen de etappe naar Saint-Gervais Mont Blanc. De typisch chauvinistische Fransen waren door het dolle heen. En al zeker een jaar later toen hij de voorlaatste dag van de Tour begon met amper 23 seconden achterstand op leider Froome.

foto: ASO
Maar dan kwam nog de relatief korte tijdrit in Marseille, met de klim naar Notre-Dame de la Garde. Plots stond Bardet ‘te voet’ en verloor twee minuten ten opzichte van Froome, die zijn vierde eindzege pakte. Hij reed zo dramatisch slecht dat hij ook nog de tweede plaats verloor aan Rigoberto Uran. Nooit kwam de kopman van Vincent Lavenu dichter bij de eindzege.
Stilaan begon hij zelf in te zien dat hij net tekort kwam om méér te kunnen eisen. Als kopman van AG2R La Mondiale verdiende hij goed, maar intern worstelde hij met het statuut van ’s lands hoop. In juli groeide hij vaak boven zichzelf uit, maar wist diep vanbinnen dat er altijd beteren waren.
Op de vooravond van het Critérium du Dauphiné in 2019 zei ik hem tijdens een interview: “Laat dat klassement varen. Mik op eendagswedstrijden.” Hij keek me veelzeggend aan, maar zweeg. Het juk van de Tour begon stilaan door te wegen en de verwachtingen van de ploegleiding van AG2R werden te hoog.
Heilzame werking Spekenbrink
Vijf jaar geleden veranderde er heel veel bij Bardet. In februari werd hij vader van Angus en in maart was er Covid die het leven verlamde. De man met een master in business management had veel tijd om na te denken en besloot na negen profjaren bij AG2R La Mondiale van lucht te veranderen. Hij koos voor Team DSM van Iwan Spekenbrink, waarvan gezegd werd dat sleutelen aan je positie taboe was. En dat terwijl de Fransman liefst zelf aan zijn fiets sleutelde. Een ploeg met heel veel protocollen, luidde het.

Foto: Cor Vos
Toch voelde Bardet zich er snel thuis. Hij genoot van de Giro en de Vuelta en herontdekte de eendagswedstrijden. Spekenbrink zei gewoon tegen hem: “Je moét niet winnen. We willen gewoon de beste versie van jou zien. Uiteindelijk is het maar een koers.”
Bardet koerste opnieuw vrijuit. Old school. Als aanvaller, met veel koersinzicht. Op de tweede zaterdag van de Vuelta 2023, in hotel Arcea in Torellano, voorspelde hij me dat Jumbo-Visma Remco Evenepoel zou overklassen. En zo geschiedde in de rit naar de Tourmalet.
Een dag later ging hij mee in de aanval met diezelfde Evenepoel, om tweede te eindigen bovenop Larra-Belagua. Weer tweede: zoals op het WK van Innsbruck in 2018, of Luik-Bastenaken-Luik in 2024.
In die Vuelta ondervond Bardet dat de nieuwe generatie in zijn nek hijgde. Die winter besloot hij nog anderhalf jaar te koersen. En zie: op de eerste dag van zijn elfde en laatste Tour de France kwam zijn droom uit. Zijn jonge ploegmaat Frank van den Broek, met wie hij ontsnapt was, gunde hem de zege én de gele trui.

Foto: Cor Vos
In die openingsrit had hij à l’ancienne gekoerst. Zonder rekenmachine maar puur op instinct viel hij aan. Na de finish bekende hij aan de Franse krant L’Équipe dat hij “eigenlijk nooit een echte klassementscoureur is geweest.” “Een zoveelste plaats in de top tien van een grote ronde gaf me ook weinig voldoening.”
Orgelpunt
Rimini 2024 werd hét orgelpunt op een carrière waarin hij geen enkel monument of een grote ronde won. “Ik heb het geluk gehad dat ik verwend werd door de Tour. Ik wilde niet dat dit verhaal fout zou eindigen. Ik heb eigenlijk heel mijn carrière gewacht op dat moment dat ik daar in het geel stond”, liet hij op die mooie dag optekenen.
De voorbije Giro werd zijn allerlaatste grote ronde. In Bormio hield Isaac del Toro hem van etappewinst. Waardoor hij voor altijd niet behoort tot de selecte groep van renners die in alle grote ronden een rit won.
Bardet is wel toegetreden tot de almaar groeiende Franse club van eeuwige beloften – zoals Richard Virenque, Sylvain Chavanel, Thibaut Pinot – waarvan bij de start van hun profcarrière gehoopt werd dat ze ooit in het geel op de Champs-Élysées zouden staan.

Foto: Cor Vos
Nu is het aan Lenny Martinez, Rémy Grégoire en Paul Seixas om hun landgenoten te doen geloven dat er veertig jaar na Bernard Hinault nog leven is. Elk jaar worden de Fransen er wat ongeduldiger bij. In Frankrijk willen ze een landgenoot die strijdt voor de eindzege in ‘hun’ Tour de France. Al is deze nationale, vurige wens al lang niet meer het probleem van Romain Bardet die vanuit zijn luie zetel in Brioude kan toezien hoe het zijn opvolgers in La Grande Boucle vergaat.
De minzame stylist leerde de twee zijden van de medaille kennen: de nationale verafgoding én de stikkende verwachting. Hij bleek niet de verlosser waarop zijn landgenoten hoopten, maar wél een pédaleur de charme die koers maakte met zijn hoofd én zijn hart. In een tijdperk van wattagemeters charmeerde hij met zijn bescheidenheid, zijn aanvalslust en zijn fair play.
Om te reageren moet je ingelogd zijn.