Hoe de Tourritzeges van de crossers ook Aerts, Iserbyt en Hermans inspireren
foto: Cor Vos
Niels Bastiaens
maandag 19 juli 2021 om 16:00

Hoe de Tourritzeges van de crossers ook Aerts, Iserbyt en Hermans inspireren

Special De cross is hot, dat is na de Tour de France wel extra duidelijk. De veldritsport lijkt dankzij de overwinningen van boegbeelden Mathieu van der Poel, Wout van Aert en Tim Merlier plots de ideale voorbereiding om uit te blinken op het allerhoogste niveau. Benieuwd hoe andere veldrittoppers als Toon Aerts, Eli Iserbyt en Quinten Hermans daarnaar kijken…

De nieuwe edtie van RIDE Magazine is nu verkrijgbaar! Onze nieuwe 188 pagina’s dikke voorjaars-editie staat vol met schitterende wielerverhalen over o.a. Mathieu van der Poel, Lotte Kopecky, Demi Vollering, Sepp Kuss en Matej Mohoric. Verzeker je van jouw exemplaar en bestel hem nu online voor slechts € 9,95. Wil je RIDE extra voordelig ontvangen? Neem dan nu een abonnement en ontvang 20% korting!

Voor mannen als Aerts (Baloise-Trek Lions), Iserbyt (Pauwels Sauzen-Bingoal) en Hermans (Intermarché-Wanty-Gobert en Tormans) is de Tour momenteel een ver-van-hun-bed-show. Zij staan aan de vooravond van de Tour de Wallonie, ‘de TRW’ zoals renners zo graag zeggen.

Na een lange zomer is zo’n Ardennenkoers de perfecte springplank om een goede anderhalve maand later het veld in te duiken. Hermans won er ooit een rit, Aerts en Iserbyt hebben iets minder ervaring op het asfalt. Maar hoe je het ook draait of keert: in het peloton zal er ongetwijfeld anders naar hen gekeken worden door de prestaties van hun collega’s in de Tour.

In het veld behoort het trio namelijk tot de absolute toppers. Aerts was al Belgisch en Europees kampioen en is tweevoudig wereldbekerwinnaar, terwijl Iserbyt regerend Europees kampioen is en tweemaal de X2O Trofee won. Hermans moest het vooralsnog hebben van de losse crossen. Vanaf september zijn zij de grote mannen in de cross, tot twee maanden later die dekselse Van Aert en Van der Poel er weer bijkomen. Hoe kijkt het drietal daarnaar? En hebben ze ambitie om hun programma ook meer te verdelen? Wat zijn de obstakels en wat motiveert hen?

Aerts – rechts – maakte indruk in de Baloise Belgium Tour – foto: Cor Vos

Met de TRW komt de laatste voorbereiding op het veldritseizoen eraan. Wat mogen de ambities daar zijn?
Aerts: “Ik wil mezelf een paar keer tonen. Een goed klassement rijden wordt moeilijk, gezien de aard van het parcours en het deelnemersveld. Zeker in de lastige Ardennenritten zijn er bij de WorldTeams te sterke klimmers. Je mag ook niet vergeten dat ik net uit een periode kom met veel lange duurtrainingen en pas in de TRW voor het eerst die intensiteit en dat koersritme opzoek. Daardoor beginnen wij sowieso met een achterstand.”

Iserbyt: “Het grote verschil met een Ronde van België, waar je de crossers wél vaak ziet meedoen, is dat wij in juni nog vooral aan onze basis werken. In deze fase van het seizoen is het als crosser moeilijk om echt voor resultaten te gaan. We hebben deze zomer ook heel weinig op de weg kunnen rijden, dus ik hou mijn ambitie bij een keer in beeld te rijden. Liefst in de koninginnenrit.”

Hermans: “Ik kom net terug van hoogtestage in Livigno, dus mijn vorm moet goed zijn. Rit- of eindwinst kunnen allebei doelen zijn. Ik heb al bewezen dat ik een kort eindklassement kan rijden hier, maar in de TRW moet je ook geluk hebben. Korte klimmetjes, veel wringen. Dan is het goed als je als ploeg meerdere pionnen hebt waar je mee kan spelen.”

In hoeverre zag de voorbereiding er anders uit dan de voorbije jaren?
Aerts: “Wat mij betreft valt dat heel goed mee. Vorig jaar was er veel minder intensiteit door de mindere wedstrijden die we konden rijden. Nu is het echt weer vertrouwd, zoals vroeger. In mei en juni een goed wedstrijdblok om een basis te leggen, met de TRW als ultieme opbouw richting de cross.”

Iserbyt: “Ik merkte dat ik in crossen waar het om een langer absoluut vermogen gaat, nog te kort kwam. Explosiviteit en techniek waren altijd al mijn sterke punten, maar van mijn basisuithouding was ik niet helemaal content. Ik heb daarom iets gerichter getraind en de nadruk gelegd op het verhogen van mijn omslagwattages. Zo hoop ik mijn motor wat te vergroten. In de Baloise Belgium Tour wierp dat al zijn vruchten af.”

Hermans reed een voortreffelijke Giro – foto: Cor Vos

Hermans: “Ik heb de Giro in de benen, wat het sowieso anders maakt. Daarna heb ik rust genomen en ben ik twee weken van de fiets gebleven. Intussen merk ik dat ik sneller recupereer als ik vier, vijf, zes uur op de fiets heb gezeten. Ik hoop dat ik ook in koers sterker ben geworden. Ik heb dit jaar alleszins veel geleerd. Zolang ik al koers, was ik het gewend om met mijn krachten te smijten. Nu heb ik gemerkt dat je dat op WorldTour-niveau niet ongestraft doet. Je moet heel slim koersen, niet proberen anticiperen op momenten dat het geen zin heeft, zoals ik in de Amstel Gold Race deed. Dat zijn zaken die je meeneemt en je een betere renner maakt. Beginnersfouten…”

Je zou niet de eerste crosser zijn die wint op de weg. Liefst drie veldrijders hebben een rit in de Tour gewonnen. Wat denk je als je dat ziet?
Aerts: “Dat die jongens super indrukwekkend zijn. Ik zie het graag gebeuren en supporter stiekem mee. Maar het zijn niet alleen Wout en Mathieu. Je ziet dat jongens die in de cross specifieke talenten hebben, die talenten ook probleemloos op de weg kunnen uitspelen. Kijk naar Quinten Hermans, die altijd al snel korte klimmetjes kon opvlammen. Of de snelle start en sprint van Tim Merlier, dat is allemaal niet nieuw. Je kan daar blijkbaar ook op de weg ver mee komen.”

Iserbyt: “Mensen vragen soms aan mij waarom Mathieu en Wout bijna elke cross winnen. Ik denk dat dít het beste antwoord is. We spreken over supervedetten, wereldwijd. De cross heeft zulke vedetten die op de weg voor het allergrootste strijden niet meer gekend sinds Roger De Vlaeminck. Dat maakt dat we met een unieke situatie zitten. Het niveau ligt héél hoog. Het is al een wonder dat we ze soms kunnen kloppen, en ik denk dat de kijkers en supporters die prestaties nu ook steeds beter kunnen plaatsen en naar waarde schatten.”

Hermans: “Ik denk persoonlijk dat dit het gevolg is van de huidige crosscultuur, waarbij we een heel uur voluit gaan. Het is niet meer zoals vijf, zes jaar geleden. Toen begonnen ze vaak relatief rustig, de laatste twee rondes trokken ze vol door en werd de cross beslist. Met alle respect voor die generatie, want dat waren gewoon vaak andere types. Nu wordt er niet meer getreuzeld. Mathieu heeft dat er een beetje ingebracht, Wout ook. En wij moeten daar in mee. Daardoor zijn de wattageduwers meer naar voren gekomen tegenover de meer technische of explosieve renners van vroeger. Het is juist voor een langere periode die wattages kunnen duwen wat je nodig hebt om mee te kunnen doen op de weg. Daarom zie je nu ook meer crossers vooraan.”

Iserbyt kon Van der Poel vaak lang bedreigen – foto: Cor Vos

Wat verhindert jou momenteel nog om meer op de weg te rijden?
Aerts: “De zekerheid die ik nu heb. Natuurlijk heb ik al nagedacht om meer op de weg te rijden, ik denk er de laatste jaren meer en meer over. Maar ik heb in de cross intussen iets bereikt wat niet iedereen zou kunnen. Het lukt mij vaak om mijn niveau een heel seizoen aan te houden en dus elke week mee te strijden voor een podium. Concreet: vorig seizoen was mijn slechtste uitslag een achtste plek. Als ik op de weg rij, en al helemaal op WorldTour-niveau, dan mag ik al blij zijn als ik één keer achtste ben. Dan begrijp je dat de cross voor mij veel aantrekkelijker is. Maar anderzijds: natuurlijk inspireren de collega’s mij. Ik wil het zeker ooit eens op de weg proberen, maar nooit 100 procent.”

Iserbyt: “Ik denk vooral het type wedstrijden. Wij rijden vooral kermiskoersen. Met mijn gewicht, 55 kilogram, kan ik die absolute vermogens op het vlakke niet trappen. Ik word kapot gereden. Als ik wil uitblinken op de weg, dan zou ik mooie wedstrijden moeten kunnen rijden in Italië of Frankrijk, in het midden- of zelfs hooggebergte. Als ik Wout op de Mont Ventoux zie rijden, dan kriebelt het natuurlijk wel. Want in die Belgische koersen kom ik niet tot mijn recht.”

Hermans: “Heel veel zal van het volgende crossseizoen afhangen. Vorig jaar heb ik er door een gebrekkige voorbereiding niet alles kunnen uithalen. Na een val in de Dauphiné ben ik pas vier weken voor mijn debuut in de cross beginnen trainen. Dan mag je niet te veel verwachten en ik had het gevoel dat dit wel van mij werd gedaan. Helemaal aan het einde van het seizoen ben ik er pas door gekomen. Ik wil er nu een keer alles uithalen in het veld, als ik op mijn allerbeste niveau zit. Pas daarna kan ik een afgewogen beslissing maken. Maar mijn hart ligt natuurlijk bij de cross.”

Als je vaker en op een hoger niveau op de weg wil rijden, dreigt dat een probleem te vormen voor de traditionele crossploegen…
Aerts: “Klopt, als je dat wilt, dan zou het meer individueel moeten, zoals Wout en Pidcock doen. Zo was het vroeger ook. Toen reed elke renner een individueel programma bij een wegploeg. Ik denk aan de jonge jaren van Bart Wellens, of Sven Nys bij Rabobank. Maar anderzijds zijn de crossploegen er ook niet voor niets gekomen. De voorbereidingen zijn gemakkelijker te maken in ploegen die voor 100 procent op de cross gericht zijn. Een creatieve oplossing of een samenwerking met een andere ploeg klinkt aantrekkelijk, maar zal qua belangen van sponsors niet gemakkelijk zijn. Vooral de Belgische ploegen zouden daar veel bij te winnen hebben, maar het zit er momenteel niet aan te komen. Ik wil niet van 35 crossen teruggaan naar 15 of 20.”

Als Europees kampioen liggen de verwachtingen hoog – foto: Cor Vos

Iserbyt: “De hoofdsponsors van onze ploeg, Bingoal en Pauwels Sauzen, zijn ook hoofdsponsor van de Wallonie Bruxelles-ploeg op de weg. Daar heb ik deze zomer een paar keer aan gedacht. Misschien kan ik eens een voorzet geven voor een samenwerking. Maar het zijn natuurlijk twee totaal verschillende teams met een verschillend management. We moeten kijken naar de contracten, maar als de sponsors mee zouden willen in het verhaal is er misschien iets mogelijk. Wie weet, hé. Ik zou er zeker voor openstaan. Het zou mij en ploegmaats Laurens Sweeck en Michael Vanthourenhout ook ten goede komen.”

Hermans: “Met Intermarché-Wanty-Gobert en Tormans hebben wij een beetje het model van Alpecin-Fenix gevolgd. Dus op dat vlak zit ik wel safe. Alleen, ze hebben mij bij Tormans ook deels aangenomen als crosser, dus als ik écht meer of alleen maar op de weg zou willen rijden, kan ik dat niet maken ten opzichte van de ploeg. Dat is een afspraak in ons driejarig contract die we gemaakt hebben en die moet ik nakomen. Daarna kan ik kijken wat er op mijn pad komt.”

Stem je jouw seizoen af op Wout van Aert en Mathieu van der Poel? Probeer je met andere woorden goed te zijn voor ze erbij zijn?
Aerts: “Vorig jaar heb ik dat geprobeerd. Ik heb drie crossen gewonnen aan het begin, wat superleuk was op dat moment zelf. Maar het waren niet de grootste crossen, en als je in de kerstperiode tegen Wout en Mathieu moet opboksen als je al wat minder bent, dan vind ik dat toch lastig. Dan ben ik liever op mijn best als iedereen erbij is. Zodat ik nog eens kan strijden tegen Mathieu zoals twee jaar geleden in Namen. Anderzijds zit de kalender overvol, is er de wereldbeker die ik als een doel zie en zal ik dus heel het jaar wel proberen scoren.”

Iserbyt: “Nee, daarvoor is de wereldbeker te belangrijk. Dat is een ultieme doel voor dit seizoen, samen met het EK en WK. Maar er zijn natuurlijk zestien manches, dus zal er altijd wel ergens een piek of een dal zijn. Het zal wikken en wegen zijn tussen waar je 100 procent voluit gaat en waar maar 98. Er wordt ook van mij verwacht dat ik overal meedoe, dat steek ik niet weg. Ik heb de capaciteiten om elke cross te starten om te winnen. Als ik de eerste keer niet win, dan zal ik ontgoocheld zijn. En elke cross daarna ook. Dat ben ik een beetje aan mijn Europese trui verplicht.”

Hermans: “Nee, voor mij gaat het vanaf nu in één rechte lijn richting het WK in januari. Er is weinig ruimte voor verpozing. Als ik alle klassementscrossen doe, dan zit ik op het WK aan mijn 36e cross en ik hoop dat ik heel die periode goed kan blijven. Twee jaar geleden reed ik veertien keer podium, dat ambieer ik zeker terug. Ik verwacht ook dat er eens een zege in een klassementscross tussen zit. Ik ben 26 jaar, dan mag je dat wel verwachten. Het is niet dat ik er altijd zo ver af zat. Het ging soms over halve procentjes, die moet ik misschien wel dichtgefietst krijgen.”

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.