Dit zijn alle beklimmingen uit de tweede week van de Giro d’Italia 2024
foto: Cor Vos

Dit zijn alle beklimmingen uit de tweede week van de Giro d’Italia 2024

Fietstoerisme De 107e editie van de Giro d’Italia telt maar liefst 45 gecategoriseerde beklimmingen. Hoewel over de ene berg meer te vertellen is dan over de andere, maak je met dit overzicht kennis met alle beklimmingen uit de openingsweek van de eerste grote ronde van het jaar. Dit zijn de twaalf gecategoriseerde bergen en heuvels uit de eerste week van de Ronde van Italië van 2024.

Etappe 10 naar Bocca della Selva

In een rit van slechts 142 kilometer worden een dag na de rustdag de nodige hoogtemeters beklommen. 2.850 hoogtemeters in totaal, waarvan 1.443 gecategoriseerd. Deze gecategoriseerde hoogtemeters zijn te vinden op de beklimmingen van de Composauro en de Cusano Mutri (Bocca della Selva).

Victor Lafay wint de enige Giro-rit met passage door Cusano Mutri – foto: Cor Vos

Victor Lafay won de enige Giro-rit met passage door Cusano Mutri – foto: Cor Vos

Composauro
Met een lengte van 6,1 kilometer, spreekt de eerste beklimming van de dag niet meteen tot de verbeelding. Toch maken het gemiddelde stijgingspercentage van 7,8 procent gemiddeld en uitschieters tot wel 14 procent de klim zeker uitdagend.

De beklimming tussen Napels en Benevento ligt in het Parco Regionale del Tasburo-Camposauro. Het gebied ligt in de provincie Benevento en is onderdeel van het Apennijnse bergmassief. Het park bestaat uit twee groepen bergen. De Tasburo, met het hoogste punt van het park, in het noorden en de Composauro, waar het peloton in de tiende etappe de nodige klimmende kilometers aflegt, in het zuiden.

Cusano Mutri (Bocca delle Selva)
Na een steile afdaling volgt een gedeelte van dertig kilometer over glooiend terrein, voordat de Giro-karavaan bij de voet van slotbeklimming Cusano Mutri (Bocca della Selva) aankomt. Deze voet ligt in het stadje Cusano Mutri. Het dorp, dat rond de vierduizend inwoners telt, was pas eenmaal eerder onderdeel van het parcours tijdens een Ronde van Italië. Dat was in 2021 tijdens de achtste etappe.

Vanuit Cusano Mutri klimt het peloton naar het 967 meter hoger gelegen Bocca della Selva. De lengte van de slotbeklimming van etappe tien bedraagt 20,9 kilometer. U leest het goed, de renners krijgen op dinsdag een toetje voorgeschoteld van bijna 21 stijgende kilometers. Maar met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,6 procent zal de beklimming toch met het nodige tempo worden afgewerkt.

In tegenstelling tot eerdere beklimmingen van eerste categorie uit deze 107e editie van de Ronde van Italië is de slotklim op dag tien geen loper te noemen. Het berg is het beste te beschrijven als onregelmatig. Er zijn genoeg vlakke of zelfs dalende gedeelten, terwijl de col op andere stukken stijgingspercentages van 14 procent aantikt.


Etappe 11 naar Francavilla al Mare

Pietracatella
De elfde etappe is er op papier eindelijk weer een voor sprinters. De finale is namelijk volledig vlak. Toch heeft de parcoursbouwer in het begin van de rit nog de nodige stijgende kilometers weten te stoppen. Het totaal aantal hoogtemeters komt zodoende uit op 1.850 meter. De Pietracatella heet het grootste aandeel in dit totale aantal. De beklimming van derde categorie is met 7,8 kilometer en een stijgingspercentage van 5,7 procent niet enkel onderdeel van het decor, maar kan pure sprinters als Fabio Jakobsen al vroeg in de etappe in verlegenheid brengen.


Etappe 12 naar Fano

De twaalfde etappe is er volgens ons echt een om naar uit te kijken. De rit lijkt namelijk op maat gemaakt voor puncheurs en trekt langs de Adriatische kust. Het is jammer dat we in dit overzicht enkel de gecategoriseerde beklimmingen uitlichten, want de rit van donderdag telt ook vele niet-geklasseerde muurtjes die in veel gevallen nog interessanter zijn dan onderstaande heuvels.

Osimo
De Osimo is de eerste officiële beklimming van etappe twaalf. Met 1.300 meter en een gemiddeld stijgingspercentage van 5,5 procent is de heuvel niet als lastig te omschrijven. Toch dient de klim van vierde categorie als startschot voor alles wat nog komen gaat.

Monsano
De tweede beklimming van de dag waarop punten worden verdeeld, is de Monsano. Het heuveltje is al langer en steiler dan zijn gecategoriseerde voorganger, maar is met een lengte van 1,9 kilometer en een stijgingspercentage van 7,1 procent opnieuw een klim van vierde categorie. Met 220 meter hoogte is de Monsano de hoogst geklasseerde beklimming op het parcours langs de Adriatische kust.

Ostra
Een muurtje. Zo is de Ostra het beste te omschrijven. Met een lengte van slechts 1000 meter is het heuveltje haast geen beklimming te noemen. Toch is de klim van vierde categorie de moeilijkste van de dag. Het gemiddelde stijgingspercentage is namelijk 9,2 procent. Een korte kuitenbijter dus. Helaas speelt de klim op zich waarschijnlijk een kleine rol in het parcours. De top ligt namelijk op meer dan vijftig kilometer van de streep.

La Croce
De laatste gecategoriseerde beklimming van etappe twaalf is La Croce. De heuvel mag dan wel luisteren naar de mooiste naam van alle geclassificeerde beklimmingen van donderdag, maar zal verder weinig indruk achterlaten. Met een lengte van 1.500 meter en een gemiddeld stijgingspercentage van 6,7 procent lijkt het obstakel niet lastig genoeg om een onuitwisbare indruk achter te laten.

Is de etappe te vergelijken met de tiende etappe uit de Giro van 2022? – foto: Cor Vos


Etappe 15 over de Mortirolo

Het parcours van de vijftiende etappe staat garant voor spektakel. Met maar liefst vijf gecategoriseerde beklimmingen en 5.400 hoogtemeters doet het kijken ernaar het Giro-peloton haast al pijn.

Lodrino
De eerste gecategoriseerde beklimming van de dag is de Lodrino (7,3 km aan 4,5%). De beklimming werd al tweemaal eerder in het parcours van de Ronde van Italië opgenomen. De laatste keer was in 2018, die etappe werd gewonnen door Elia Viviani. Dat we dit jaar een ander type winnaar krijgen, lijkt een zekerheid. Al is de Lodrino van derde categorie daar niet de hoofdoorzaak van.

Colle San Zeno
De bergen in de vijftiende etappe worden trapsgewijs lastiger. Direct na de afdaling van de Lodrino beklimt het peloton namelijk de Colle San Zeno van tweede categorie. Met een lengte van 13,9 kilometer, een gemiddeld stijgingspercentage van 6,6 procent en uitschieters tot 14 procent worden de klimbenen voor het eerst echt goed getest. Voelen renners zich slecht op deze klim, dan zullen ze met nog meer angst richting het slot van de finale trekken.

Passo del Mortirolo
Op 67 kilometer van de finishlijn ligt de top van de Passo del Mortirolo. Deze beklimming werd elf keer eerder opgenomen in het parcours van een Ronde van Italië, de laatste keer was tijdens de editie van 2022. Toen wist Jan Hirt te winnen, voor Thymen Arensman en de latere eindwinnaar Jai Hindley. Opvallend is dat de Mortirolo nooit een finish organiseerde in de Giro, elfmaal diende de beklimming als passage. Met een lengte van 12,6 kilometer, een gemiddeld stijgingspercentage van 7,6 procent en steile stukken tot 16 procent, zou de beklimming niet misstaan als slotklim. Toch zijn de renners op de top van de Mortirolo nog niet klaar, een zware finale volgt nog.

De laatste keer over de Mortirolo – foto: Cor Vos

Passo di Foscagno
Centraal in die absolute finale ligt de Passo di Foscagno. Officieel begint deze bergpas pas na de derde tussensprint op 25 kilometer van de streep, maar in de aanloop naar de voet overbruggen de renners al een hoogteverschil van meer dan 600 meter. Met een lengte van 14,6 kilometer is de voorlaatste beklimming van de dag de langste van de vijftiende etappe. Met een gemiddeld stijgingspercentage van 6,5 procent en uitschieters tot 12 procent is de beklimming niet direct lastiger dan de beklimming van de Mortirolo, maar begin er maar eens aan na alles wat al geweest is…

De Passo di Foscagno brengt het peloton tot een hoogte van 2.291 meter en is de vierde beklimming van de dag. Toch ligt de finish niet op de top van deze berg. Na een korte afdaling van vier kilometer volgt namelijk nog een korte slotklim naar de finishlijn.

Passo di Eira (Livigno (Mottolino)
Via de Passo di Eira komt de Giro-karavaan aan in Mottolino (Livigno) op 2.385 meter hoogte. Met een lengte van 4,7 kilometer aan 7,7 procent lijkt de beklimming slechts een vervelend toetje, maar als je inzoomt op de beklimming tel je gedeelten met stijgingspercentages tot wel 19 procent. Een wel heel gemeen toetje dus.

Deze twee laatste beklimmingen waren al eens eerder onderdeel van een Giro-parcours. In 2010 werden de bergpassen namelijk in tegengestelde volgorde gepasseerd door het toenmalige peloton. Toen diende de passage door Mottolino niet als finale, maar werden de beklimmingen halverwege de etappe gepasseerd. Die rit werd gewonnen door Johann Tschopp, voor Cadel Evans en Ivan Basso (op onderstaande foto in de roze trui).

Krijgen we net als in 2010 sneeuw te zien op de Passo Foscagno? – foto: Cor Vos

Om te reageren moet je ingelogd zijn.