De Tecklenburg Rundfahrt : Dwars door de heuvels en bossen van het Teutoburgerwoud
Fietstoerisme Hij stond al lang op mijn verlanglijstje. Ik had ervan gezien, van gehoord en gelezen; de ‘Rundfahrt’ door het Tecklenburgerland, dwars door de de heuvels en bossen van het Teutoburgerwoud. Op die plek, waar in het jaar 9 na Christus de beruchte en gelijknamige slag tussen de Romeinen en de Germanen plaats had, daar moest ik fietsen.
Alleen kwam het er telkens niet van. Ook dit jaar dreigde ik het fietsfestijn op drie kwartier van Oldenzaal weer te missen. Geen tijd, geen oppas en ja, geen aankondiging. Thuis dan, bedoel ik. Spontane fietsgrappen vergen nou eenmaal timing.
Mijn vrouw wist dat ik afgelopen zaterdag op de fiets zou stappen. Ze wist alleen nog niet waar. Dat wist ik de avond ervoor zelf overigens ook nog niet. Maar nu dat gecombineerde Limburgse fiets/wijn-weekend van 1 juni aanstaande plots was ingeruild voor Les Trois Ballons (“ah joh, doen we gewoon de medio-fondo”, lulde mijn maatje me erin), moesten er wel serieuze meters worden gemaakt. Het liefst ook wat meters omhoog. Dus pakte ik om middernacht mijn tas met spullen en zette de wekker.
Vlak voordat ik zes uurtjes later de deur uitging, keek ik nog even op de weer-app bij ‘Ibbenbüren’, de start- en finishplaats. Weinig wind en 12-13 graden bij de start met een zonnetje. Zomer outfit mee dus. En zonnebrand. Ruim twee uur later en dik tweehonderd kilometer verder was er nog altijd niets van een Duits zonnetje te bekennen. Wind was er daarentegen genoeg. En iedereen op een fiets met een startnummer had een jack aan of iets anders om zich daartegen te beschermen. Het was koud.
Geen meter vlak
“Geen woord overdreven”, dacht ik na een paar kilometer driftig schakelen terug aan de ‘Pedaleurs-podcast’. Die had ik onderweg naar Duitsland maar weer opgezet om een beetje in de stemming te komen. “Eigenlijk is er geen meter vlak”, zei Edwin Telgenkamp van de organiserende CC75 Fietstoerclub over hun ‘Tecklenburger Rundfahrt’.
Volgens de spokesman van het event was het minstens zo mooi en bruut klimmen als de Amstel Gold, maar dan met veel meer rust en ruimte. En ook dat klopte. Want niet alleen telt het ‘Rondje Tecklenburg’ maar 2.500 deelnemers (vroeger 4.000 maar dat is teruggeschroefd op last van de lokale Polizei), je hoeft het parcours ook niet te delen met duizenden mede-toeristen van allerlei pluimage. Ja, er komt je wel eens een motor tegemoet, of een auto van achteren, maar doorgaans is het heerlijk stil. Omdat ik voor de – kennelijk – minst populaire afstand (100 km met 1.300 hoogtemeters) heb gekozen en omdat niemand meer wil kleppen bij percentages die dikwijls de 15 procent aantikken.
Ondanks dat het mijn eerste stijgende meters van het seizoen zijn, vergaat dat me prima. Het lukt me zelfs met één hand zodat ik met de andere nog wat plaatjes van die geweldige vergezichten of van een paar koeien in de wei kan schieten.
Het dalen vergaat me minder goed. Nu het zonnetje nog steeds achter een pak wolken zit en de wind niet is gaan liggen, is het omlaag vernikkelen. Goddank was ik door voormalig wedstrijd-mountainbiker Jos Harms van Broekhuis Fietsen bij de startlocatie voorzien van armstukken en een fluoriserend windstoppertje. “Neem maar mee kerel”, zei hij nadat z’n pinautomaat niet werkte en ik geen cash op zak had. “Je zal het nodig hebben.”
Bij het eerste verzorgingspunt, op anderhalf uur van de start, krijg je een prima idee van de omvang en organisatie van de tocht; gezellig druk, maar toch bescheiden. En met meerdere Dixies, watertaps en eetvoorzieningen (van bananen tot een goddelijke bak winegums), is het gewoon goed geregeld.
Verbeterpunten zijn de man-vrouw verhouding (90-10), net als de mix van jong en oud. Er is geen mix, maar die handicap geldt helaas voor ongeveer alle wielerevenementen. Wel wordt er onder de deelnemers regelmatig Duits gesproken. Goed voor het draagvlak van een door Nederlanders over de grens georganiseerd evenement.
Lusje Extra
Omdat ik nu denk dat alles wat Duits spreekt en op een racefiets zit bij de tocht hoort, rij ik op de ‘Holperdorp’ achter een groepje Oosterburen aan. De lucht is ondertussen strak blauw, en de weg slingert zich omhoog en omlaag door het boerenland. Als het mijn beurt is om kop over te nemen, vraag ik of dit nog ‘de hunderd kilomehter’ is. Als ze me glazig aankijken, zie ik dat ze geen nummerbordjes hebben. ‘Pannenkoek’, denk ik haast hardop. Wel zie ik de kenmerkende zwart-oranje pijltjes, maar alleen in mijn rug, als ik er al voorbij ben. Ik zit op de extra lus van de 160 kilometer.
Voordeel is dat ik nu de adembenemend mooie en 2,3 kilometer lange Lienenberg op mag klimmen. Dwars door een tunnel van bomen met een knalgroen bladerdak. Nadeel is dat ik geen adem meer over heb. En ook geen benen. Iedere omwenteling voelt opeens alsof ik in de gym op de leg press zit, maar dan met te veel gewicht. Denkend aan de Germanen die hier 2.000 jaar terug de Romeinen van de berg moesten meppen, trap ik puffend en steunend omhoog. Eenmaal boven maak ik een plaspauze. Mijn hartslag is dan 155. Na een minuut nog altijd 147. Dan besluit ik om de snelste en met name de vlakste weg naar de finish te nemen. Ik ben volledig naar de haaien. En ik moet op tijd mijn kind ophalen. Maar ik was al gewaarschuwd: in het Teutoburgerwald, daar is geen meter vlak.
Door: Jens Olde Kalter
Om te reageren moet je ingelogd zijn.