Pieter Serry zal loodzware Giro niet snel vergeten: “Ik begon te hyperventileren”
Pieter Serry reed in zijn carrière al vijftien grote rondes en heeft dus al wat afgezien in zijn carrière. De ervaren Belg van Soudal Quick-Step kent echter geen twijfels: de voorbije Giro d’Italia was de zwaarste grote ronde uit zijn loopbaan. “Ik vreesde dat ik het niet zou halen”, is Serry openhartig in gesprek met Het Laatste Nieuws.
De 106e Giro d’Italia zal niet de boeken ingaan als de meest spectaculaire editie, maar het was wel een loodzware ronde voor de renners. Ook voor Serry. De koers werd namelijk geteisterd door slecht weer, maar er was ook sprake van een corona- en griepgolf. Zo moest Soudal Quick-Step, de ploeg van Serry, onderweg afscheid nemen van maar liefst zes (van de acht) renners. Het begon met de opgave van kopman Remco Evenepoel.
“Het nieuws van de opgave van Evenepoel kwam binnen als een mokerslag”, aldus Serry. “Remco had net de tweede tijdrit gewonnen, na negen dagen hadden we de roze leiderstrui heroverd. We moesten de geesten herzetten. We konden zelf voor een ritzege gaan en iedereen had nieuwe motivatie. Maar toen kwam dinsdag, de weersomstandigheden waren hels. En we verloren nog eens vier ploegmaats aan COVID-19. Toen waren we nog met drie.”
Na de opgave van Davide Ballerini bleven er met Serry en Ilan Van Wilder slechts twee renners van Soudal Quick-Step over. Het was bij momenten een lijdensweg voor de normaal zo goedlachse Belg. “Het was bijna niet tegen te houden”, doelt Serry op het coronavirus. “Er werd gehoest, je hoorde het alom. En dat niet alleen. Renners vielen uit met buikvirus, door alle vuiligheid die we binnenkregen met het opspattende water.”
“Ik bibberde bijna van mijn fiets”
En dan was er nog het slechte weer. “Twee ritten heb ik super hard afgezien. Ik moest stoppen langs de kant van de weg om mensen te vragen of ze wilden helpen om mijn handschoenen aan te doen. Ik begon te hyperventileren, ik vreesde dat ik het niet zou halen. We gingen op bepaalde momenten naar 2.000 meter hoogte, waar het maar twee graden warm was. En dan moesten we twintig kilometer dalen, met de blote benen. Ik bibberde bijna van mijn fiets, zo koud heb ik het nog maar zelden gehad.”
Het woord opgeven stond echter niet in zijn woordenboek. De Belg zette door en vond steun bij zijn ploegmaat Van Wilder. “We hadden keihard gewerkt voor de Giro. We wilden dat niet zomaar in de vuilbak gooien. Ilan en ik vonden veel steun bij elkaar. Om beurten hebben we elkaar door de slechte momenten getrokken. Dat we Rome hebben gehaald en dat Ilan met een tweemansploeg twaalfde is geworden, was fantastisch.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.