Kenny De Ketele: “Als WorldTeams de waarden van Robbe Ghys zien, staan ze in de rij”
Interview De medaillekansen voor de Belgische wielrenners op de Olympische Spelen in Tokio zijn nog niet voorbij. De ploegkoers is het nummer bij uitstek waar Kenny De Ketele (36) en zijn compagnon Robbe Ghys al vier jaar mee bezig zijn, en op 7 augustus is het eindelijk hun grote dag. Nestor De Ketele gidst ons door hun voorbereiding in dit eerste deel van een uitgebreid interview met WielerFlits, dinsdag lees je deel twee.
Het is 9 juni 2017. Een belangrijke dag met het oog op de Olympische Spelen van Tokio in 2020, want het Internationaal Olympisch Comité maakt de lijst met sporten en disciplines bekend die deel uitmaken van het olympisch programma, op dat moment nog drie jaar ver. Middenin het lijstje met onder andere de 3×3 basket en de 4×400 meter gemengde aflossing vinden we ook een nieuw wielernummer terug: de ploegkoers. De koppelkoers is weer olympisch! Dat was alweer van 2008 geleden.
De Ketele is er als de kippen bij om zijn enthousiasme te delen met de hele wereld. “Eindelijk! Ik ben zo blij. Make track cycling great again! Daar wil ik bij zijn”, klonk het ambitieus. De Ketele had ook recht van spreken. Het jaar voordien had hij nog het brons gepakt op het WK ploegkoers, aan de zijde van sprinter Moreno De Pauw. En als de meest succesvolle Belgische pistier van zijn generatie met zeven Belgische, twee Europese en een wereldtitel ploegkoers lag het voor de hand dat De Ketele in Tokio zijn land zou vertegenwoordigen.
Maar de wereld stond intussen niet stil. De Spelen zijn om de gekende redenen met een jaar verplaatst en zijn vaste ploegmaat Moreno De Pauw hing zijn fiets aan de haak. Eén constante: de titeldrang van De Ketele, die er intussen nog twee Belgische en een Europese titel ploegkoers bij deed. Dat bewerkstelligde de 36-jarige De Ketele aan de zijde van de twaalf jaar jongere Robbe Ghys, een toptalent uit de stal van Sport Vlaanderen-Baloise met wie het bijzonder goed klikt. De ploegkoers is hun nummer bij uitstek. En eind deze week ligt daar die ene, ultieme kans…
Kenny, toen het olympisch programma in 2017 werd geopenbaard, zijn er dan meteen lampjes bij jou gaan branden?
“Onze olympische droom voor Tokio gaat veel verder terug. Wij zijn al vrij lang bezig met een project rond de ploegenachtervolging. Daarmee hebben we ons in 2012 kunnen plaatsen voor de Olympische Spelen van Londen en het was de bedoeling om dat voor Rio en Tokio ook weer te doen. Voor Rio is dat mislukt, en voor Tokio eigenlijk ook. Maar de olympische vlam is er altijd geweest door die ploegenachtervolging.
Maar in alle eerlijkheid: het feit dat de ploegkoers erbij komt, biedt hele andere perspectieven. Deelnemen aan de ploegenachtervolging zou al een enorme verwezenlijking geweest zijn voor een klein land zoals wij, zonder echte geschiedenis daarin. Maar goed, jezelf plaatsen voor de ploegenachtervolging is ook een kwestie van geld. Vergelijk het met Formule 1, een echte materiaalslag. Dan ligt de ploegkoers ons duizend keer beter. Daarom is mijn ambitie veranderd van ‘naar de Spelen gaan’ naar ‘de Spelen worden een doel om te presteren’.”
Door al je internationale titels is de ploegkoers jou niet vreemd. Hoe zijn jullie vanaf dan concreet aan de slag gegaan? Was er nog een specifieke voorbereiding op die ploegkoers nodig?
“Zeker. We hebben de voorbije EK’s en WK’s veel geleerd. Maar meestal waren we nog te veel bezig met de ploegenachtervolging. Dat is niet evident om te combineren met een voorbereiding op de ploegkoers, en dat kost veel tijd en energie, zo’n voorbereiding op de achtervolgingsfiets. Maar de laatste twee jaar zijn we – dat klinkt misschien cru – bevrijd van de achtervolging. Het feit dat het project niet kan doorgaan en geen kansen heeft op slagen, heeft ons specifieker op de ploegkoers doen focussen. Dat heeft mooie dingen met zich meegebracht. We hebben specifieke trainingen op dat onderdeel gedaan, nieuwe fietsen gekregen, testen in de windtunnel gedaan.”
Maar toch was je tot een paar maanden geleden niet voor de volle honderd procent zeker van je plekje?
“In principe niet, nee. Er is blijkbaar een heel protocol dat juridisch is opgesteld. Indien de federatie een olympische selectie voor een bepaalde datum bekend maakt, dan kunnen er juridische stappen tegen hen volgen. Om die procedureslag te vermijden, moet er lang gewacht worden met de officiële selectie. Op zich waren wij zogezegd met vier in de running. Maar in alle eerlijkheid, vanaf de dag waarop de ploegkoers weer olympisch werd, heb ik altijd gezegd: ‘ik ga naar Tokio voor de ploegkoers. Ik zal er wel voor zorgen dat ik erbij ben’.”
Die onduidelijkheid was verwarrend. Vorig jaar zei je bij Sporza: ‘Ik wil mijn carrière met een jaar verlengen voor de olympische koppelkoers.’ Maar anderzijds wist je officieel nog niet of je zou mogen gaan…
“Dat klopt, officieel niet. Voor de afgelasting van vorig jaar hadden we ook nog altijd geen zekerheid. Achteraf hebben we in een meeting gehoord dat Robbe en ik in polepositie lagen. Maar toen hebben ze bij de bond ook benadrukt dat heel de procedure hervat werd. Dat alles weer gewist werd, alles terug van nul begon. Dat we ons moesten bewijzen op training en in de weinige wedstrijden. We hebben vormbehoud moeten aantonen in de paar wedstrijden die we nog kunnen hebben rijden en op de trainingen.”
Waarom zijn Robbe en jij volgens jou de perfecte kandidaten?
“Omdat we de meeste ervaring hebben van de vier. De andere twee kandidaten waren Lindsay De Vylder en Fabio Van den Bossche. Fabio is nog heel jong en op dit moment bezig met een sterke wegcampagne. Ik denk dat hij gevoeld heeft dat hij internationaal op de piste nog niet dat niveau haalt van een Robbe, mij of Lindsay. Daarom heeft hij zich meer op de weg gestort. Hij staat trouwens heel scherp en wil goed bergop gaan rijden. Maar op de piste heb je meer de power nodig en ik denk dat hij de komende jaren een juiste balans zal moeten vinden.
Qua lichaamsgewicht liggen ik en Robbe het dichtst bij elkaar, wat ook een voordeel is. Lindsay ligt wel in dezelfde zone, maar Fabio is bijvoorbeeld tien kilogram lichter, wat ervoor zorgt dat hij mij niet vlot kan inbrengen. En verder… ik en Robbe hebben alle selectiewedstrijden samen gereden. Er is zelden geschoven geweest, dus ik zou ook niet begrijpen als ze dat voor de Spelen plots wel hadden gedaan. Mocht je nu echt die vier jongens gelijk in de procedure gestoken hebben, dan hadden we elke wedstrijd met een ander koppel moeten rijden. Maar dat komt niemand ten goede. Ik denk dat de andere twee zich daar vlot bij hebben neergelegd. Maar ik ben ervan overtuigd dat als Lindsay zo voortwerkt, dat hij in Parijs over drie jaar een heel grote kandidaat is. En dan is Fabio ook weer drie jaar ouder, dan weet hij welke richting hij uit wil. En ook Robbe zal er dan nog zijn. Nu is het nog even aan ‘den oude’ om zich te bewijzen (lacht).”
Robbe is de laatste jaren je vaste partner. Voordien heb je ook langere periodes een entente gehad met Gijs Van Hoecke, Jasper De Buyst en Moreno De Pauw. Wat is er speciaal aan deze combinatie en hoe verschilt dat van de vorigen?
“Dat is een gevaarlijke vraag natuurlijk (lacht). Ik heb mijn grootste resultaat ooit samen gehaald met Gijs Van Hoecke: die wereldtitel in 2012. Maar dat is dan weer de uitzondering die de regel bevestigt. Wij hadden totaal geen automatismen, we hadden zelfs nog nooit samen een ploegkoers gereden tot dat WK. Zelfs nog niet op training. De dag ervoor hadden we te horen gekregen dat we samen gingen rijden, want dat was zo niet voorzien. Het was precies het lot dat bepaald had dat we daar samen moesten rijden. Maar dan heeft Gijs heel snel voor de weg gekozen, dus heel lang is die periode niet geweest.
Hetzelfde met Jasper De Buyst. Dat was echt een supertalent op de piste, maar die is ook snel doorgegaan naar de weg. En dan is er de periode gekomen met Moreno. Dat was een heel leuke periode. Maar op een bepaald moment zag ik ook dat alles sneller en harder ging. Dat de verzetten groter werden. Er moest iets gebeuren om voor de medailles te blijven meedoen.”
En dan kwam Robbe op je pad?
“Ja, ik denk dat Robbe dan op het juiste moment is ingesprongen. Ik zie Robbe ook als een soort De Buyst. Heel compleet. Niet de allersnelste van het pak, maar wel ongelooflijk sterk. Een grote motor. En Moreno was gewoon een zuivere sprinter. Als ik hem op een juiste manier afzette bij een sprint, dan waren dat vijf zekere punten hé. Maar zijn motor was ten opzichte van die andere jongens iets kleiner. Vandaag zijn de wedstrijden zo geëvolueerd dat juist die grotere motors het verschil maken. Als je kijkt naar de waardes en de verzetten die er worden getrapt tegenwoordig…”
Dat Robbe een rit wint in de Baloise Belgium Tour zegt ook veel…
“Inderdaad, hij heeft daar al een keer laten zien wat hij intrinsiek in zich heeft. Er is nog niet uitgekomen wat er in Robbe zit. Dat geeft ook niet. Maar hij is echt een kampioenschapsrenner. Hij kan twee dagen achter elkaar zo slecht rijden dat je begint te twijfelen of je hem nog wel moet laten starten, maar op de dag van de competitie kan hij iedereen gewoon wegblazen. Zijn labotesten zijn ook van een ongelooflijk niveau. Zonder gène zeg ik WorldTour-niveau. Ik denk dat als ze zijn testwaarden zouden zien, dat ze direct aan de deur zouden staan om Robbe in te lijven.”
Je had het net al over de ervaring en de automatismen. Wat zie je nog als belangrijke troeven die jullie achter de hand hebben?
“We hebben alles volgens mij juist gedaan. We hebben niets over het hoofd gezien. We hebben heel veel tijd gehad uiteraard. Om te beginnen de hitte-aanpassingen in de klimaatcaravan. We hebben ook sessies gehad waarin we heel veel geleerd hebben over ons eigen lichaam. Hele koelstrategieën opgebouwd, die we eigenlijk op andere WK’s ook al hadden kunnen gebruiken omdat het op pistes altijd al extra warm is en soms vochtige lucht aanwezig is. Allemaal surplus die we nu honderd procent hebben kunnen gebruiken in aanloop naar de ploegkoers. Alle landen zijn natuurlijk supergoed voorbereid. Maar wij gaan zeker niets moeten inboeten.”
Waar moeten jullie dan voor opletten?
“Ik denk dat we ons zeker niet moeten laten intimideren door het feit dat er een Michael Mørkøv komt meedoen, in mijn ogen een van de grootste favorieten en misschien wel de beste lead-out ter wereld. Dat is wereldtop, een fameuze renner die intrinsiek sowieso beter is dan ons. Maar op de dag van de wedstrijd hoeven wij daar niet mee bezig te zijn. Hij is ook maar een renner met twee benen en één hart. En dat zijn wij ook. Ik denk dat we gewoon ons strijdplan van de afgelopen maanden hebben opgesteld, moeten opvolgen.”
En wat is dat dan?
“Dat hebben we eigenlijk samen opgesteld met onze sportpsycholoog. Dat is trouwens ook een enorme openbaring geweest. Ik was altijd van het gedacht: een psycholoog heb je nodig als je u niet lekker voelt, maar eigenlijk kan je er veel meer mee doen en meer uithalen. We hebben ook als koppel sessies gehad. En dat zijn dingen die we meenemen naar de wedstrijddag zelf. Van daaruit hebben we dus een soort plan opgemaakt, een soort instelling. Daar moeten we bijblijven.
Het gaat over in het nu leven. Vandaag train ik, vandaag doe ik dit, morgen doe ik dat. Binnen een paar dagen is de wedstrijd, maar daar moet ik nu nog niet mee bezig zijn. Want ik kan daar toch niets aan veranderen op dit moment. Heel bewust leven van dag tot dag, mijn dagtaken uitvoeren. En als ik dat allemaal perfect uitvoer, dan zal ik normaal gezien als de beste versie van mezelf aan de start staan. We gaan ons niet laten overdonderen door de concurrentie.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.