Tadej Pogacar voert in Strade Bianche liefdesbetuiging op voor Monte Sante Marie
Foto: Cor Vos
Kerckhoffs Raymond
zondag 3 maart 2024 om 08:05

Tadej Pogacar voert in Strade Bianche liefdesbetuiging op voor Monte Sante Marie

Analyse Je mag kampioenen uit verschillende tijdperken niet met elkaar vergelijken. Door de intrede van de wetenschap en de verdere mondialisering kent de wielersport de afgelopen decennia een enorme evolutie. Toch valt bij een zeldzame, grootse prestatie nog altijd het woord Merckxiaans als een ode aan de grootste allertijden Eddy Merckx. Laten we ietwat meer bescheiden blijven en Tadej Pogacar de grootste van deze tijd, van deze generatie noemen.

De Monte Sante Marie is voor de Strade Bianche wat het Carrefour d’Arbre in Parijs-Roubaix is. De Côte de la Redoute van Luik-Bastenaken-Luik. De Oude Kwaremont van de Ronde van Vlaanderen. Volgens het rondeboek is deze gravelstrook 11,4 kilometer lang en kent ie 553 hoogtemeters. Al is de echte klim eigenlijk maar zo’n 1,9 kilometer lang. Nadat Fabian Cancellara in 2016 de Strade Bianche voor de derde keer wist te winnen, werd deze strook naar de Zwitser genoemd. De laatste jaren wordt de klassieker over de witte gravelwegen hier beslist. In 2021 ontstond hier de elite-groep met Mathieu van der Poel. Een jaar later begon Pogacar op de Monte Sante Marie aan zijn 49 kilometer lange solo naar de winst, terwijl vorig jaar Tom Pidcock in de lange afzink van deze scherprechter de vrijheid vond.

Helaas leek de rol van de Monte Sante Marie in de Strade Bianche dit jaar enigszins uitgespeeld te zijn nu de organisatoren een langere en lastigere finale hadden getekend. In de aanloop zei Pogacar hierover: “De charme van Monte Sante Marie, waar toch vaak de grootste schifting werd gemaakt, valt nu een beetje weg en dat vind ik jammer. Ik hield van de finale zoals het was. Het was voor mij misschien wel de mooiste finale van alle klassiekers.”

Foto: Cor Vos

Als je de woorden van de Sloveen in zijn mediapraatje voor zijn eerste wedstrijd van het jaar hoorde, dan kon je niet bevroeden dat hij op 81 kilometer van de streep op ‘zijn’ Monte Sante Marie de stoute schoenen zou aantrekken. Pogacar is echter een meer dan bijzondere wielrenner, die zich kenmerkt met exceptionele daden. Net zoals je het elf huizen tellende dorpje Monte Sante Marie ook niet als een gewoon agrarisch dorp van historische oorsprong moet zien. Nee, Monte Sante Marie is veel meer. Het is al meer dan 13 eeuwen een onafhankelijk territorium: een theater voor veldslagen, belegeringen en wapenstilstanden.

Jaar na jaar kleurt Monte Sante Marie nu ook meer en meer de wielerhistorie. Met dank vooral aan Tadej Pogacar, dé alleskunner van dit peloton. Ronderenner, klimmer, tijdrijder, puncher, Flandrien, sprinter en klassiekerspecialist. In het moderne wielrennen brengt hij de oude stiel terug; een kampioen die op ieder terrein met de besten kan wedijveren. Zo was hij vorig jaar van alle Tour de France-winnaars pas de derde die na Louison Bobet en Eddy Merckx ook de Ronde van Vlaanderen wist te winnen.

Straf
Hoewel hij al diverse nummers had opgevoerd (denk vooral aan de klimtijdrit naar La Planche des Belles Filles in de Tour de France van 2020), was ik vooral vorig jaar sprakeloos hoe hij in de Ronde van Vlaanderen de Oude Kwaremont op vloog. Die raid in ‘Vlaanderens Mooiste’ tussen de allerbesten van dit moment vond ik een van de strafste acties die ik in het wielrennen had gezien.

Het deed me herinneren aan een van de eerste interviews waarin Pogacar over zijn mogelijkheden in het eendagswerk sprak. “Wil ik winnen, dan moet het een zware wedstrijd worden”, wist hij vier jaar geleden al. In 2023 herhaalde hij dit nog eens voor het klassieke voorjaar in een interview met HLN. Op de vraag van de Vlaamse journalist wat zijn sterke punt is, antwoordde ‘Pogi’ bescheiden: “Ik vind mezelf wel goed in veelzijdigheid. Of neem misschien mijn uithouding. Harde wedstrijden liggen me goed.”

En zo benadert Pogacar ook al zijn klassiekers. Na zijn winst in de Ronde van Vlaanderen zei hij: “De Oude Kwaremont past het best bij mijn mogelijkheden. Het is de lastigste en daarbij ook de langste beklimming in de wedstrijd. Daar moet ik mijn slag slaan.”

Foto: Cor Vos

Zoals hij vorig jaar ook resoluut de Amstel Gold Race in ging. Op de training op de vrijdag was iedereen in zijn ploeg na de verkenning duidelijk. De Eyserbosweg en de Keutenberg vonden ze de zwaarste klimmen. En dus dunde Pogacar eerst op de Eyserbosweg de eerste groep flink uit om vervolgens op de Keutenberg aan een 28 kilometer lange solo te beginnen.

In de Strade Bianche 2024 toonde hij weer zijn liefde voor het zwaartepunt van de wedstrijd, de Monte Sante Marie. Dat deze strook nu op 81 kilometer van de finish lag, nam hij voor lief. In het prachtige Toscaanse landschap voerde hij opnieuw een wonderschoon historische nummer op, zoals alleen de allergrootsten dat kunnen. Al moeten we ook zo eerlijk zijn dat zijn belangrijkste opponenten Mathieu van der Poel, Wout van Aert en Mads Pedersen niet aan de start stonden. Het blijft toch jammer dat het nog gerichter pieken naar een handvol grote wedstrijden via trainingskampen en hoogtestages steeds meer de voorkeur geniet dan het koersen van klassiekers als Strade Bianche of voorbereidingswedstrijden als Tirreno-Adriatico en Parijs-Nice.

Voor Pogacar is de Strade Bianche de enige aanloop naar Milaan-San Remo, de Primavera die dit voorjaar zijn klassieke hoofddoel is. Hij wil alle vijf de Monumenten winnen. De Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik en Ronde van Lombardije heeft hij al binnen. Wat betreft de statistieken gaan we de Sloveen aan de bloemenriviera zeker van voren zien. In zijn laatste 15 Italiaanse eendagskoersen (sinds hij in 2021 de finish in de GP Emilia niet haalde) eindigde hij steeds bij de eerste vijf. Wie de Strade heeft gezien, kan alleen maar herhalen wat hij al zo vaak over Tadej Pogacar heeft gedacht: Wat een kampioen!

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.