Jolien D’hoore met volle focus op Tokio: “Maar het BK is altijd een doel”
Foto: Cor Vos
Niels Bastiaens
zondag 20 juni 2021 om 07:15

Jolien D’hoore met volle focus op Tokio: “Maar het BK is altijd een doel”

Interview Zondag is Lotte Kopecky haar grootste concurrente, in Tokio haar geliefkoosde bondgenoot. Vreemde tijden zijn het voor Jolien D’hoore (31). Ook al kan ze op het Belgisch kampioenschap haar vijfde titel behalen, toch zitten tegelijk de Olympische Spelen in het achterhoofd. “Speciaal voor de Spelen heb ik mijn afscheid een jaar uitgesteld. Ik merk dat die sfeer daar iets speciaals met mij doet en me boven mezelf doet uitstijgen. Daar wil ik Lotte graag in meenemen”, vertelt D’hoore aan WielerFlits.

Onderschat de factor Jolien D’hoore niet, wanneer we over de gegroeide aandacht voor het vrouwenwielrennen in België spreken. In de eerste plaats dankzij haar bronzen medaille in het omnium op de Olympische Spelen in Rio, maar ook de Belgische titels, overwinningen in Gent-Wevelgem, de Ronde van Drenthe en tweemaal de Madrid Challenge maakten D’hoore het afgelopen decennium hét Belgische boegbeeld. De laatste jaren timmert Lotte Kopecky aan de weg om die fakkel over te nemen. Dat ze vorig jaar uitgerekend op het BK D’hoore van de titel hield, was symbolisch. Maar tijdens de ploegkoers in Tokio zullen de wereldkampioenen van 2017 de krachten moeten bundelen.

Die Olympische Spelen moeten samen met het WK in Leuven en de allereerste Parijs-Roubaix voor vrouwen de orgelpunten op de carrière van de 31-jarige Gentse worden. Aan het einde van het jaar hangt ze de fiets bij SD Worx aan de wilgen en mag Kopecky zich bewijzen als opvolgster. Geen gemakkelijke opdracht.

Jolien, we staan aan de vooravond van het Belgisch kampioenschap op de weg. Moeten we dat nu zien als een groot doel, of zit jij al met je hoofd bij de Olympische Spelen in Tokio?
“Het BK is altijd een doel, maar anderzijds niet de meest evidente koers om te winnen voor mij. Ik ben alleen, ik heb geen ploegmaten. Het is in mijn ogen altijd een beetje een loterij. Ook al is mijn conditie op dit moment goed, dat wil niet zeggen dat ik automatisch Belgisch kampioen word. Ik heb Thüringen gebruikt om er terug in te komen. Daar ben ik heel goed uitgekomen. Daarna heb ik heel veel pistetrainingen gedaan. Dus het gaat goed, alleen ontbreken die topresultaten nog. Maar zoals je zei, we denken aan Tokio hé. Het is niet de bedoeling dat ik nu elk weekend win.”

Hoe bevalt die constante wisselwerking tussen trainen op de piste en koersen op de weg jou?
“Voor mij werkt dat heel goed eigenlijk. Ik doe dat nu al vijftien jaar op die manier. Vooral mentaal is het goed dat je niet de hele tijd op de weg moet rijden, die piste is een welgekomen afwisseling. Voor een renster zoals ik werkt dat heel goed om op beide terreinen te verbeteren. Ik gebruik mijn explosiviteit en snelheid van de baan ook op de weg. Dat maakt het een gemakkelijke combinatie.”

D’hoore pakte al een bronzen olympische medaille in Rio – foto: Cor Vos

Half april heb je samen met Lotte een ploegkoers gereden in Gent. Daar waren jullie derde. Wat onthouden jullie daarvan met het oog op Tokio?
“Ik heb gemerkt dat we conditioneel en fysiek wel meekunnen met de wereldtop, dus daar moeten we geen schrik van hebben. We hebben wel nog te veel tactische fouten gemaakt. De aflossingen kwamen niet altijd goed uit, wat jammer was, maar dat valt allemaal op te lossen. We hebben daar de afgelopen weken hard aan gewerkt op training en we hopen dit nu goed te doen op de Nations Cup in Sint-Petersburg. Dat wordt onze laatste test voor Tokio. Ik heb er een goed oog in, omdat we fysiek bij de beteren horen. Maar ook onze techniek moet wereldtop zijn.”

Het lijkt me niet gemakkelijk om die aflossingen op training te simuleren. Nodigen jullie dan nog andere duo’s uit als jullie daarop trainen?
“De nationale baanploeg traint sowieso vaak op de piste. Dat zijn dan de beloftejongens, ook Kenny De Ketele en Robbe Ghys zijn er vaak aanwezig. Dan krijg je al snel een mooi peloton. Als er dan ook nog een brommer voorrijdt, kun je min of meer simuleren zoals het in koers is. We hebben ook een bordje dat de rondjes aftelt op training en dan doen we alsof het om de tien rondjes een sprint is. Het is niet zoals in koers natuurlijk, maar ik vind het redelijk in de buurt komen. We zien elkaar op die manier toch twee of drie keer per week.”

In hoeverre is het nu anders voor jou om naar die Olympische Spelen toe te werken dan vijf jaar geleden? Nu heb je al een medaille op zak: zorgt dat voor verschillen qua mindset?
“Het is voor mij vooral anders omdat het nu een ploegevent is. Het is de eerste keer dat ik met een ploegmaat naar de Olympische Spelen ga, en voor het eerst heb ik niet alles meer volledig alleen in handen. Maar verder: qua voorbereiding is het natuurlijk hetzelfde. Ik zorg ervoor dat ik honderd procent in orde ben. Qua mindset is het eigenlijk ook hetzelfde: ik ben zeker niet extra verzadigd omdat ik al een medaille op zak heb. Ik wil er heel graag nog eentje bijdoen. Maar we moeten samen in orde zijn, en dan is er zeker een medaille mogelijk.”

Maar het omnium, waar je destijds schitterde, doe je ditmaal niet. Is dat een keuze waar je volledig achterstaat?
“Ik denk dat het nu al twee jaar geleden is, maar toen heb ik in de winter een paar omniums gereden. Ik had dat toen gevraagd bij de federatie en bij Lotte van: is het oké als ik dat doe, om te kijken waar ik sta? Ik wilde testen of ik mij nog kon meten en of een nieuwe medaille nog realistisch was. Ik heb die kans gekregen, maar ik heb gemerkt dat het nu een volledig ander format is, ook andere deelneemsters. Het is niet meer te vergelijken met het omnium van Rio. Zo werd het heel moeilijk om nog een medaille te nemen. Dan heb ik mijn fiat aan Lotte gegeven.”

D’Hoore en Kopecky hebben al heel wat ervaring als duo – foto: Cor Vos

Niet alleen dat omnium, maar ook de olympische ploegkoers is nieuw…
“Voor ons niet helemaal. Een paar jaar geleden, toen er nog geen sprake was van de ploegkoers op de Olympische Spelen, hebben wij dat altijd geoefend op training. Tijdens de cooling down waren wij quasi altijd aan het ploegkoersen achter de brommer. Die techniek hadden wij altijd al heel erg onder de knie. Dus dat zit er bij de Belgen wel ingebakken, die ploegkoerscultuur. Voor ons was het een mooi geschenk dat het plots olympisch werd. Maar heel veel landen hebben er op ingezet, nu ze weten dat het olympisch is geworden. Dus het wordt zeker geen sinecure.”

Is het moeilijk om een referentie te hebben waar je staat, ten opzichte van de rest? Niet iedereen was erbij in Gent?
“De topfavorieten in Tokio zijn sowieso Nederland en Engeland. Daarnaast zijn er heel veel landen die gelijk zijn aan elkaar, zoals Australië, Italië. De Fransen zijn heel goed, wij ook. Dus ja, het hangt echt af van details en van het koersverloop. Wordt er rondgereden, of echt gesprint? Er zijn zo veel factoren. Het is ook een beetje de vorm van de dag natuurlijk. Allemaal heel spannend.

Wat wel zeker is, is dat onze sterkte ons duurvermogen van op de weg zou moeten zijn. Dat moeten we uitspelen. Heel wat deelnemers aan de ploegkoers, zoals Laura Kenny, die rijden alleen maar op de piste en nooit op de weg. Je merkt dat die pistiers heel sterk zijn in de eerste helft van de koers. Maar naarmate de koers langer en harder wordt, dan zakken die allemaal een beetje weg. Wij komen dan een beetje bovendrijven in de laatste twintig ronden. Op de Spelen is de koers nog iets langer. Ik hoop dat we aan het einde boven onszelf uitstijgen en daar het verschil maken.”

In welke mate zijn jij en Lotte dan perfect complementair?
“Ik ben vooral meer de pure sprinter. Lotte is meer allround. Zij kan heel hard rijden en ze is ook héél snel. Drie à vier jaar geleden hadden we de gedachte van: ik moet alle sprints doen, omdat ik redelijk wat sneller was. Maar tegenwoordig is Lotte gewoon even snel en maakt het niet uit wie van ons twee er sprint. Dat maakt het eigenlijk zelfs gemakkelijker koersen.”

D’hoore is een van de grote namen bij SD Worx – foto: Cor Vos

Lotte is beter geworden, maar ook de aandacht rond haar persoon is sterk toegenomen. Ze lijkt jou van de troon te stoten qua aandacht in België. Hoe kijk je daar zelf naar?
“Dat is alleen maar positief, en terecht natuurlijk. Lotte is wereldtop nu. Ze is supersterk en ze rijdt mooie uitslagen. Dan is het ook volledig terecht dat ze ook in de media komt. Ik gun het haar echt, dat is niet gespeeld of zo. Maar we moeten het natuurlijk samen doen in Tokio. Ik hoop echt op een mooie manier mijn carrière af te kunnen sluiten. En de fakkel is eigenlijk al wat doorgegeven. Ik ben blij dat ik het goed kan achterlaten.”

De cirkel lijkt inderdaad rond, nu Lotte jou volgend jaar komt opvolgen bij SD Worx…
SD Worx is natuurlijk een Belgische sponsor en ze zochten nog een Belgische renster van wereldniveau. Echt veel keuze is er niet in België. Het is logisch dat ze bij haar terechtkwamen. Maar verder moet je ons ook niet té veel vergelijken. Ik denk dat Lotte iemand is die haar eigen weg zoekt.”

Sowieso zijn er bij SD Worx grote veranderingen op komst. Naast jouzelf, stoppen ook Van der Breggen en Van den Broek-Blaak. Is dat kwaliteitsverlies goed op te vangen?
“Die nieuwe generatie is niet nieuw. De ploeg was ook dit jaar al een beetje aan het verjongen. Zo hebben ze de talentvolle Niamh Fisher-Black aangetrokken, Anna Shackley ook. Ze waren er wel al mee bezig. Maar ja, nu dat Anna van der Breggen, Chantal Blaak en Karol-Ann Canuel ook stoppen, staan er heel wat veranderingen op til. Maar dat is alleen maar goed. De ploeg zal zeker sterker worden, ook al vallen wij met zijn drieën weg. De jeugd is klaar om de stok over te nemen. Dat zag je dit jaar al duidelijk met Demi Vollering in Luik-Bastenaken-Luik.”

Hoe kijk je nu nog naar die laatste maanden van je carrière? Iets om naar uit te kijken, of zal je blij zijn als het erop zit? Je hebt niet voor niets een jaar extra aan je carrière gebreid.
“Nee, ik kijk er naar uit om nog een laatste keer op de Olympische Spelen te rijden. Voor mij zijn de Spelen altijd heel goed meegevallen. Mijn eerste Spelen was in Londen. Toen ging ik als jonkie naar daar, zonder verwachtingen. Dan werd ik in één keer vijfde. Wat niemand verwacht had en ook een supergoed resultaat was. Dat was in Rio hetzelfde, dat had ook niemand verwacht. Ik merk dat die Spelen iets speciaals met mij doen. De sfeer daar doet mij boven mezelf uitstijgen. Ik kijk ernaar uit om Lotte daarin mee te nemen. En er is ook nog een WK in Leuven en de eerste Parijs-Roubaix, daar wilde ik mijn afscheid ook voor uitstellen. Kortom, er is nog veel moois op komst.”

Lees ook: Onze voorbeschouwing op het BK op de weg voor vrouwen

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.