Niels Vandeputte ontpopt zich tot vaste waarde in top 10: “Nu nog werken aan mijn start”
Interview Achtste in Overijse, tiende in Koksijde, zesde in Besançon en zesde in Val di Sole… Wie de recente wereldbekerresultaten van Niels Vandeputte erbij neemt, merkt dat de 21-jarige crosser dit seizoen probleemloos meedraait bij de profs. “Nu wil ik mijn goede seizoen graag verzilveren op het WK voor beloften”, geeft Vandeputte aan tegenover WielerFlits.
De cross in Val di Sole van vorig weekend (zesde) was voor Vandeputte een geslaagd tussendoortje. De renner uit Brecht ging kort over en weer naar de sneeuw in Italië, om daags nadien terug in het zonnige Spaanse Benicassim te landen. Daar werkte hij met zijn ploegmaats van de Alpecin-Fenix-crossploeg en IKO-Crelan een stage van een tweetal weken af, waar een basis moet worden gelegd voor de tweede helft van het crossseizoen.
“De periode die er nu aankomt is heel druk. Rond Kerstmis is het moeilijker om kwalitatieve trainingen uit te bouwen, zeker met al die extra wedstrijden tijdens de week. Dan is het wel handig om nu al wat meer uren te maken”, vertelt Vandeputte ons.
Pure crosser
Vandeputte zag in Benicassim ook zijn ploegmaats van de wegploeg van Alpecin-Fenix bezig. “Zij trainden weliswaar apart. De wegrenners waren hier ook wat vroeger, dus die stage heeft maar een paar dagen overlapt. Maar het is wel fijn om die nieuwe gezichten al een keer te zien.”
Triggeren die ontmoetingen dan ook de wegambities van Vandeputte? “Nee, ik zie mezelf als een pure crosser. Pas op, ik vind het tof dat we met Alpecin-Fenix Development een mooi programma kunnen rijden op de weg, maar ik ben geen geweldige wegrenner. Ik ben geen Mathieu, Gianni of Tim, en dat is ook niet erg, denk ik. Ik cross trouwens ook gewoon veel liever.”
“Dat komt ook door mijn jeugd”, vertelt Vandeputte. “Van jongs af heb ik altijd graag in het bos gereden en op zondag deed ik vaak mee aan veldtoertochten. Ik heb nooit de ambitie gehad om op de weg te presteren… Mijn droom was altijd om prof te worden in het veldrijden. Een wegcarrière zie ik daarom niet meteen gebeuren. Zeg nooit nooit, maar ik denk dat mijn toekomst hier ligt.”
Vaste waarde
Wat dat betreft, toont Vandeputte dit seizoen alleszins zijn potentieel. In no time is de 21-jarige crosser uitgegroeid tot een vaste waarde. Sinds begin november viel hij amper tweemaal uit de eerste tien. “Mijn constante is mijn troef. Alleen in Boom was ik door de koude niet mijzelf en in Tabor had ik niet echt een verklaring waarom het niet liep. Maar behalve die twee crossen, was ik altijd in orde. Ook in Val di Sole, en daar kwam ik door de vele trainingen niet eens fris aan de start. Ik hoop die lijn nu door te trekken, maar met Wout, Mathieu en Pidcock worden de plaatsjes in de top 10 steeds schaarser.”
Zou Vandeputte zijn constante laten schieten voor wat meer uitschieters? Generatiegenoot Pim Ronhaar maakte bijvoorbeeld al meer naam dankzij zijn podiumplaats in Besançon. “Soms is dat lastig, ja. Als je zoals Pim op het podium staat, dan krijg je veel aandacht en beginnen de mensen je te kennen. Terwijl, ik word daar zesde en ben praktisch heel de cross niet in beeld geweest. Toch ben ik blij met hoe ik het nu aanpak. Ik vind het op dit moment in mijn carrière belangrijker om iedere week een goed resultaat te rijden. Ik ga niet pieken naar één bepaalde cross of zo.”
Juist door die constantheid is het moeilijk om in te schatten waar de specialiteiten van Vandeputte liggen. “Dat begrijp ik. Vroeger, bij de junioren, was dat duidelijker. Maar sinds ik deze zomer met Alpecin-Fenix Development een mooi wegprogramma heb gereden, heb ik het gevoel dat ik alle terreinen aankan. Neem nu Overijse, waar ik achtste word. Zet mij daar twee jaar geleden en ik doe nooit mee voor de top 10. Maar nu beginnen meer en meer rondjes mij te liggen, ik heb ook geen schik meer van de zwaardere crossen. Dat is een heel fijne evolutie.”
Op die manier heeft Vandeputte zich nu in de top 10 van de UCI-ranking geknokt. “Dat heb ik te danken aan een sterke Amerikaanse campagne. Vijfde in Waterloo, zevende in Fayetteville en de zege in een losse cross in Iowa hebben mij direct veel punten opgeleverd. Ik ben nu achtste Belg, waardoor ik automatisch startrecht heb in de wereldbekers. Dat maakt dat ik nu minder stress moet hebben dan bijvoorbeeld een Toon Vandebosch. Maar ik weet dat mijn plek gegeerd is en ik ervoor zal moeten blijven knokken. Want ook wildcards worden moeilijker te bemachtigen nu Wout, Tim en Gianni komen meedoen.”
“Ik zie het daarom ook als een goede investering naar de toekomst toe om al veel wereldbekers bij de elites te rijden, in plaats van mee te doen bij de beloften. Koksijde is een goed voorbeeld. Ik was niet geweldig die dag, maar knok mij bij de profs wel naar een tiende plek. Stel dat ik die dag bij de beloften rijd, dan word ik misschien tweede of derde, of win ik zelfs. Maar dan ben ik toch meer tevreden met die top 10 bij de profs dan op het podium te staan bij de beloften. Dat is een enorme luxe, dat besef ik. En vooral het beste bewijs dat mijn overstap naar de profs veel vlotter is gegaan dan verwacht.”
Werken aan start
Al is er één uitzondering, geeft Vandeputte nog mee. “Het wereldkampioenschap bij de beloften is dit jaar een groot doel. Ik ben laatstejaarsbelofte, dus voor mij is het nu of nooit. Ik zou graag die trui mee naar huis nemen, zeker omdat het op het EK zo nipt was met Ryan Kamp…”
Intussen ziet de Antwerpenaar nog één belangrijk werkpunt voor zichzelf. “Als ik mijn resultaten wil opkrikken, dan moet ik echt aan mijn start werken. Dat hebben we in Spanje ook proberen te doen. Ik heb gemerkt dat mijn eerste één à twee rondes vaak heel lastig zijn. Pas op, ik rijd wel een hoog tempo, maar heb niet die extra versnelling. Dat hoge tempo kan ik vaak wel een hele cross lang vasthouden, waardoor ik in de laatste rondes soms nog heel wat renners kan inhalen. Ik analyseer nu ook mijn rondetijden, en dan zie je gewoon dat er mits een betere eerste ronde een veel betere uitslag inzit. Ik hoop dat mijn harde werk gaat lonen.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.