Florian Vermeersch schetst zijn ideale scenario voor Parijs-Roubaix
Florian Vermeersch dacht altijd dat de Ronde van Vlaanderen voor hem de moeilijkste klassieker zou zijn om een resultaat te rijden, maar vorige week zondag behaalde hij toch een knappe twaalfde plaats. “Dat geeft vertrouwen voor Roubaix”, zei de Lotto Dstny-renner daags voor de Helleklassieker tegen Het Laatste Nieuws. “Al ga je me niet betrappen op grootspraak. Daar ben ik de persoon niet voor.”
In 2021, toen Parijs-Roubaix in het najaar en onder regenachtige omstandigheden werd verreden, eindigde Vermeersch als tweede op het velodroom. Destijds zat hij mee in de vlucht van de dag. “Deze keer wil ik wachten tot de eerste kasseien, de koers gaat ontploffen in het Bos van Wallers. Als er dan een paar halve en hele kopmannen wegrijden, probeer ik om mee te zijn.”
Aan welke ‘halve en hele kopmannen’ denkt hij dan? “Pedersen en Asgreen gaven in de Ronde een supersterke indruk. Het feit dat ze in Roubaix nog nooit een deftig resultaat konden neerzetten, is misschien wel een voordeel. Dat zorgt voor minder verwachtingen en dus minder stress. Küng en Ganna verwacht ik ook, Yves Lampaert wil ik evenmin afschrijven. Als ik met zulke jongens kan meeschuiven, dat zou ideaal zijn. Aan Wout en Mathieu wil ik mij niet verbranden. Als ik op hun versnelling wacht, dan is de kans groot dat ze me de nek afrijden.”
De Grote Drie
Die laatste twee, Mathieu van der Poel en Wout van Aert, steken dit klassieke voorjaar samen met Tadej Pogacar (die niet start in Parijs-Roubaix) boven de rest uit. Vermeersch vindt dat ‘bij momenten best frustrerend’, maar noemt het ook een voorrecht om met zulke ‘kanonnen’ te mogen koersen. Bovendien bestaat er altijd een kans om ze te verslaan, denkt de 24-jarige renner. “Ze kunnen niet altijd op een ander niveau fietsen. Er wint altijd slechts één renner en het kan niet altijd iemand van de Grote Drie te zijn. Iedereen is te kloppen, daar blijf ik altijd in geloven.”
Om te reageren moet je ingelogd zijn.