Fietsen door De Marken: in de geest van Marco
foto's: Andy Meijer

Fietsen door De Marken: in de geest van Marco

Niet iedere fietser die in zijn vakantie hoogtemeters wil maken gaat naar Frankrijk. Ook Italië is een geliefkoosde bestemming. Voor fietsers is de regio Marken een prachtige pleisterplaats. Of Marche, zoals de Italianen zelf zeggen. Het is een fietsparadijs om je vingers bij af te likken. Glooiend in het oosten, bergachtig in het westen. En de regio van Marco Pantani.

Dit artikel was vorig jaar te lezen in de zomereditie van RIDE Magazine.

Best een eind sturen, zo helemaal naar het zuiden. Maar eindelijk komt de Adriatische Zee in de buurt. Ik ruik het bijna, die typische vakantielucht van zee, strand en zonnecrème. Beachlife. En wat doen wij? We ploffen niet neer op het strand, maar rijden verder, voorbij de iconische badplaatsen Cesenatico en Rimini. Pas bij Pesaro keren de zee de rug toe en steken rechtsaf het binnenland in. Wat is dat nou? Tja, we hebben achterin de auto géén badhanddoeken, parasol en beachvolley-set liggen, maar twee racefietsen. Voor ons geen zand en zee, maar asfalt en kasseien!

Het zoveelste middeleeuwse stadje op de top van een heuvel.

Onze eindbestemming is het kleine plaatje Borgo Massano, de door ons uitgekozen uitvalsbasis om deze tot nog toe onbekende Italiaanse regio op de racefiets te ontdekken. Het noordelijker gelegen Emilia Romagna is onder wielrenners een begrip en vooral in het voorjaar een geliefde bestemming om de nodige trainingskilometers te maken. Maar waarom niet even iets zuidelijker gekeken, in het aangrenzende Marken? “Een aanrader,” zo is me verzekerd. Ontspannen, idyllisch en rijk aan historie. We zijn dus nogal nieuwsgierig naar deze streek tussen de havenstad Pesaro en de ommuurde universiteitsstad Urbino.

Het binnenland in
Nadat we ons afgekeerd hebben van de zee duurt het niet lang voordat de weg rustiger wordt en het aantal buitenlandse kentekens afneemt. Maar hoe rustiger de weg, hoe onrustiger ik zelf word. Wat wil je, het landschap dat zich via de autoramen aan ons openbaart ziet er veelbelovend uit. Een mooi slingerweggetje hier, een lekker klimmetje daar. En kijk, een gelateria! Nog geen vijfentwintig kilometer van de kust af is de wereld ineens heel anders – en beter passend bij de wensen en verlangens van de wielerfanaat.

Met al die kinderkopjes zijn 25mm bandjes geen overbodige luxe

De eerste indruk is de juiste, zo blijkt de daaropvolgende dagen. We maken kilometers over smalle weggetjes, zwieren over glooiende heuvels en komen maar zelden gemotoriseerd verkeer tegen. Maar de regio verrast ook met ruige bergkloven. En al op de eerste dag passeren we geroutineerd het ene middeleeuwse stadje naar het andere. De eerste keer brachten de imposante vestingen en oude kasseienstraten ons nog uit ons ritme. Toch even een kijkje nemen. Tot blijkt, dat op de top van zo’n beetje élke heuvel hier een historisch stadje ligt. Een kleine passo op, prachtige castello bekijken, weer naar beneden rollen en de volgende heuvel weer op, op weg naar het volgende kasteel. Je zou er zomaar aan gewend raken hier.

Middeleeuwen
Maar van dat alles weten we nog helemaal niets als we hotelier Giacomo Rossi ons in zijn kleine, buitengewoon charmante albergo Ca’ Virginia begroet. We zijn hier in een liefdevol gerestaureerd gebouw terechtgekomen, dat in zijn fundamenten teruggaat tot de veertiende eeuw. Kijk, nog een reden om blij te zijn dat we betonnen hotelkolossen aan de kust letterlijk en figuurlijk links hebben laten liggen! En ondanks dat Ca’ Virginia allesbehalve nieuw is, ontbreekt het de gasten aan geen enkel modern gemak. Ook de fietsende gast niet, die niet alleen een goed geoutilleerde fietswerkplaats aantreft, maar ook een wasservice. Iedere ochtend je fietskloffie weer fris gewassen, wat wil je nog meer? En helemaal groen en duurzaam, want Giacomo betrekt zijn stroom van zonnepanelen en warmte uit de aarde.

Een paar uur later, na de maaltijd, schuift Giacomo bij ons aan tafel aan. Zacht maar zichtbaar trots vertelt hij ons over zijn kleine maar fijne eco-resort. Over hoe hij, als econoom, er uiteindelijk toe gekomen is om de tot ruïnes vervallen gebouwen op de grond van zijn familie weer een nieuw leven te geven. Op alweer een nieuw hoofdstuk toe te voegen aan een reeds rijke historie. Dan wisselt het gespreksonderwerp naar fietsen en muteert de ogenschijnlijk zo introverte Italiaanse hoteliers in een niet te stoppen spraakwaterval. Hier spreekt een echte liefhebber, die van zijn passie zijn beroep gemaakt heeft. We zijn hem dankbaar voor zijn tips en adviezen en voor de perfect geprepareerde routekaarten die samen met het huisgemaakte ijs aan het eind van het diner geserveerd worden.

Zacht en hard genieten
We starten met een tocht door het glooiende heuvellandschap in de directe omgeving. In feite kun je voor de vuist wat weg fietsen, want de kans dat je op drukke wegen belandt is tamelijk klein. En zo rijgen de we de op de toppen van de heuvels gelegen bergdorpen aan elkaar – Montegridolfo, Tavoleto, Tavullia – het één nog mooier dan het ander. En ondertussen verzamelen we stiekem ook een flinke hoeveelheid hoogtemeters. Omhoog, omlaag, omhoog, omlaag. En zo belanden we uiteindelijk aan de kust, waarlangs tussen Gabicce Mare en Pesaro een heerlijke bergweg slingert. ‘s-Zomers waarschijnlijk druk, maar wij komen zo vroeg in het voorjaar op dit heerlijke tracé nauwelijks andere weggebruikers tegen.

Waardevolle routetip van Giacomo Rossi: de Gola del Furlo, de Furlokloof. Mooi!

Het landschappelijke contrast ervaren we een dag later. We willen naar de Gola del Furlo, een bergkloof in een natuurgebied niet ver van Urbino. “Daar moet je écht heen”, adviseert Giacomo nadrukkelijk. We knikken beleefd, maar begrijpen pas echt wat hij bedoelt als we door de Galleria del Furlo rollen, de tunnel die al in de eerste eeuw na Christus door Romeinse handen uit de rotsen is gehakt om een snelle verbindingsweg tussen Rome en Rimini te creëren: de Via Flaminia. Het uitzicht is verbluffend. Links en rechts kale rots, met daartussen het smaragdkleurige water van de Candigliano. Dit is niet bepaald het gemoedelijke landschap dat tot nu toe het decor was van onze fietskilometers in de Marken. Als we terug zijn bij Ca’ Virginia staat Giacomo ons al op te wachten. We hoeven hem niets te vertellen, hij ziet het al aan onze gezichten: dit was mooi. Erg mooi.

Santa Pantani
Als we ingereden zijn, zijn we wel toe aan het sportieve highlight van deze trip: een tocht door de Apennijnen, het lievelingsgebergte van één van de grote helden uit deze streek: Marco Pantani. Natuurlijk, deze renner uit Cesena heeft in de gehele wereld een ongekende statuur, maar de verering gaat in deze streek nog een stapje verder. Hier is hij een heilige en wordt ook als zodanig vereerd. De Monte Carpegna met zijn twintig-procents-stijgingen was de huisberg van deze lichtgewicht klimpiraat. Het antwoord op de vraag, waarom Pantani voor zijn trainingen niet uitweek naar hoger gelegen gebergten staat hier op de straat geschreven: “Il Carpegna mi basta”, “De Carpegna is voor mij goed genoeg”. En voor ons, na een lange rit door het natuurpark met een heerlijke klim en dito uitzichten, is de Carpegna ook goed genoeg. Terug in Borgo Massano hebben we honderdtwintig kilometer en vijftienhonderd hoogtemeters in de benen. En ontelbaar veel nieuwe indrukken in ons hoofd.

Van de kust in het oosten tot de bergen in het westen biedt de Marken puur fietsplezier.

Het landschap in Marche, rondom de Montefeltro, biedt optimale condities voor doelgerichte trainingen. De routes leiden over heuvels, door dalen en naar de bergen van de Apennijnen. Een berg die alles in zich heeft is de Monte Carpegna, ooit lievelingsroute van Marco Pantani. Tot twintig procent stijging kunnen de klimspecialisten op de hellingen van deze berg verwachten! De hoteliers van de wielrenhotels voorzien je graag van route-informatie en/of gps-data. Ook vind je op de website van Roadbike Holidays (roadbike-holidays.com) vele aantrekkelijke route-suggesties.

Museumbezoek
We staan er even beduusd bij als Giacomo ons meldt dat we écht nog even het museum in Pesaro moeten bezoeken. Museum? Mwah, zoiets staat niet op het prioriteitenlijstje. Maar tegen Giacomo kan je natuurlijk geen nee zeggen en daarnaast is er nog nooit iemand slechter geworden van een beetje geschiedenis en cultuur op z’n tijd. Bovendien, zo blijkt tot mijn verbazing, worden in het museum dat Giacomo voor ons in petto heeft geen oude Romeinse munten of middeleeuwse manuscripten tentoongesteld, maar fietsen. ‘Italian Legend Bicycles’, zo heet het museum. En wat ze laten zien zijn de “più belle biciclette d’epoca dal 1910 al 1988”, de mooiste racefietsen uit de periode van 1910 tot 1988. Kijk, in dat geval is een museumbezoek natuurlijk niet te versmaden.

Niet vergeten als je in de Marken bent: bezoek het fietsmuseum in Pesaro.

‘Il Dottore’ Dario Corsi is verzamelaar, restaurateur, liefhebber. En alwetend, als het om de geschiedenis van de wielersport gaat. In zijn museum presenteert Corsi zo’n honderd historische fietsen en alles wat daar bij hoort, tig accessoires en parafernalia. En ieder item heeft zijn eigen verhaal. We hadden ze allemaal wel willen horen, maar dan hadden we er nu nog gestaan, waarschijnlijk. Neem de simpele kurkentrekker die Corsi ons laat zien. Op zich een nietszeggend ding, wat kan daar nou voor verhaal aan vast zitten? “Campagnolo”, lacht Corsi, de trotse Italiaan, triomfantelijk. “Die heeft de kurkentrekker uitgevonden!”

Geschiedenis op twee wielen
De fietsen zijn stuk voor stuk hoogtepunten van het fietsenmakersambacht. Je vindt in het museum een Colnago Kamer. En een Cinelli Corner. We zien fietsen van hout, volgen de geschiedenis van de fietsrem, laten onze handen liefdevol over de slanke frames van Italiaanse klassiekers van Bianchi, Gios en Masi glijden en verbazen ons over de iconische uurrecordfiets van Francesco Moser. “Hoe kom je aan al deze fietsen?”, vraag ik Corsi. Hij straalt: “Ik zit úrenlang op het internet. Midden in de nacht kan ik een advertentie vinden, in de auto springen en zes uur later bij de verkopers op de stoep staan. Meestal is een ontbijt bij de koop van een fiets inbegrepen,” lacht hij.

Aan het eind van de regenboog ligt een pot met goud. Of beter nog: alweer een mooie autoluwe weg!

Corsi’s interesse is duidelijk afgebakend; zijn fietsen mogen niet jonger zijn dan bouwjaar 1985. Alhoewel, er is een uitzondering op deze regel. Dat is als er hogere machten spelen. Dario staat voor een aluminium fiets van ‘Il Pirata’ Pantani uit 1998. “Deze Bianchi is,” zo verzekert hij me, “zéér, zéér zeldzaam. Pantani was een gewichtsfetisjist en ging tot het uiterste om zijn fietsen zo licht mogelijk te maken. Zijn fietsen gingen daarom nooit zo lang mee. Ze waren zo licht gemaakt, dat ze bijna allemaal stuk gegaan zijn. Op deze na.”

Het museum van Dario Corsi is een droom voor liefhebbers van schoonheid, techniek en historie. En het past, zo kan ik wel stellen na een paar dagen fietsen, perfect bij de sfeer van deze regio. Een verzorgde, stijlvolle regio, die onopvallend, haast bescheiden aan de Adriatische Zee ligt en in zijn achterland een onvoorstelbaar fijn wielergebied herbergt, vol met fijne verrassingen en plezierige ontmoetingen.

Om te reageren moet je ingelogd zijn.