Voor de tweede dag op rij kreeg Van Aert de prijs voor de strijdlust. Dat zal hem een biet wezen, want hij was voornamelijk uiterst belangrijk voor Jumbo-Visma-kopman Jonas Vingegaard. Die nam weliswaar de gele trui over van Jai Hindley, maar de Deen moest op de slotklim naar Cauterets-Cambasque zijn concurrent Tadej Pogacar laten gaan. Van Aert focust na de etappe echter op het positieve: “Het is goed om Jonas in het geel te zien.”

De Belgische alleskunner kijkt in de flashreactie na afloop van de etappe. “Vanochtend was ik bang dat ik niets meer in de tank zou hebben na gisteren, maar de benen waren nog altijd goed. Op het einde van de rit was het niet het scenario waar we op hadden gehoopt, maar het is goed om Jonas in het geel te zien. We hebben Pogacar niet onderschat. Hij heeft in het verleden al bewezen dat hij, zelfs als hij tijd heeft verloren, terug kan slaan.”

“Ik heb gisteren gehoord dat sommige mensen denken dat ik niet de benen van weleer heb. Die mensen kennen niet veel van koers”, sneert Van Aert in gesprek met Sporza naar criticasters. “We hadden ook een supersterke dag als ploeg. We hadden echt een strijdplan om in de aanval te gaan. In de groep die voorop reed was geen gevaarlijke renner voor het klassement en daardoor kregen we iets meer marge. ”

“Gelukkig kon ik over de Tourmalet geraken om Jonas te kunnen helpen. In het tussenstuk naar de laatste klim toe kon hij in het wiel zitten. Ik heb geprobeerd om op de zware stukken vanaf het begin van de slotklim het tempo op te drijven. Ik had niet veel meer over, dus daarna was het man tegen man.”

In de etappe naar Bordeaux wacht er mogelijk weer een kans voor Van Aert om mee te doen om de ritzege. Hoe denkt hij daar zelf over? “Ik hoop nog wel een keertje op het podium te staan als etappewinnaar. Maar ik weet niet of dat morgen mogelijk is. Dat is echt een etappe voor pure sprinters. Ik richt me misschien eerder op Limoges.”