Quinten Hermans mede-kopman bij Alpecin-Deceuninck: “Waalse Pijl ligt me het beste”
foto: Cor Vos
Youri IJnsen
donderdag 16 februari 2023 om 08:00

Quinten Hermans mede-kopman bij Alpecin-Deceuninck: “Waalse Pijl ligt me het beste”

Interview Jasper Philipsen voor de sprintklassiekers, Mathieu van der Poel moet het doen op de kasseien tezamen met Søren Kragh Andersen, die daarna overschakelt naar de heuvelklassiekers. Maar wie denkt dat Alpecin-Deceuninck daarmee het fundament heeft gelegd voor het voorjaar, zit mis. “Ik ben misschien niet de uitgesproken kopman voor de heuvelklassiekers, maar zeker een van de”, vertelt Quinten Hermans vol ambitie aan WielerFlits. Woensdag start hij in de Volta ao Algarve.

De nieuwe edtie van RIDE Magazine is nu verkrijgbaar! Onze nieuwe 188 pagina’s dikke voorjaars-editie staat vol met schitterende wielerverhalen over o.a. Mathieu van der Poel, Lotte Kopecky, Demi Vollering, Sepp Kuss en Matej Mohoric. Verzeker je van jouw exemplaar en bestel hem nu online voor slechts € 9,95. Wil je RIDE extra voordelig ontvangen? Neem dan nu een abonnement en ontvang 20% korting!

Afgelopen winter werkte de 27-jarige coureur uit Tessenderlo veertien crossen af. Een schril contrast ten opzichte van pre-corona, toen Hermans nog fulltime croste tussen september en eind februari. “Ik moet vaststellen dat ik tegenwoordig meer wielrenner dan veldrijder ben. Het crossen begint er een beetje uit te gaan. Ik merk dat ook fysiek: aan je hartslag, aan het optrekken na de bochten. Ik vind het wel jammer, want ik cross heel graag. Tijdens de kerstperiode ben ik acht keer met een smile op mijn gezicht naar de cross gegaan. Ik kan daar echt van genieten.”

Meer wielrenner dan crosser
Toch stelde hij ook vast dat het iets minder goed liep. Daarmee komt Hermans in een rijtje met Zdeněk Štybar, Lars Boom, Gianni Vermeersch en Tim Merlier, die na hun switch naar de weg nooit meer hun topniveau in het veld haalden. “De uren op de weg tellen. Gianni en Tim kunnen verschrikkelijk hard met een fiets rijden. Maar wij hebben niet de klasse van Wout van Aert of Mathieu van der Poel. Hun basisniveau ligt zo extreem hoog, dat zij volgens mij dertig tot veertig minuten van de cross op basissnelheid rijden en slechts twintig minuten diep moeten gaan.” 

Hermans tijdens de cross in Herentals, vlak na nieuwjaar – foto: Cor Vos

“Wij moeten een uur diep gaan”, legt Hermans uit. “Onze basissnelheid ligt hoger dan die van de fulltime crossers. Maar ook niet hoog genoeg om dat te compenseren ten opzichte van hun intervallen. Crossers zijn daarin nu simpelweg beter getraind. Rijd tien rondjes op de weg in plaats van in het veld en dan zou plots Štybar terug prijzen beginnen te rijden. Datzelfde geldt voor Vermeersch, Merlier en waarschijnlijk ook voor mij. De cross-inspanning vind je nu eenmaal niet terug op de weg. Maar als je ooit crosser bent geweest, mag je dat nooit niet laten verwateren.”

Volgens Hermans heeft een lichaam dat deze specifieke inspanning gewend is, dat ook nodig op de weg. “Štybar is het beste voorbeeld. Hij heeft een aantal jaren niet gecrosst, totdat hij daar een paar seizoenen terug mee begon. Hij won daarna direct Omloop Het Nieuwsblad. Je bent die inspanning gewoon, die prikkel heeft je lijf nodig. Remco Evenepoel moet je niet op een crossfiets zetten, die is dat niet gewend. Voor hem heeft dat geen nut. Al kunnen we dan ook eens met hem lachen, misschien. Maar zo lang je de cross tof vindt, zou ik aanraden daarmee niet te stoppen.”

Luik als leidraad
De voormalig fulltime crosser proefde de laatste jaren steeds vaker van het wegseizoen en verraste vorig jaar vriend en vijand met een tweede plek in Luik-Bastenaken-Luik. Hij mikt dit voorjaar opnieuw op de Ardennenklassiekers, samen met onder meer Kragh Andersen, Nicola Conci en Stefano Oldani. “Ik houd nog een kleine slag om de arm wat betreft de Amstel Gold Race, omdat je het nooit weet met Mathieu”, lacht Hermans. “Maar voor de Waalse Pijl en Luik zal ik normaal gesproken de kopman zijn. Allez, als de vorm uiteraard op punt is en ik die rol verdien.”

Hermans (links) bezorgde IWG de eerste podiumplek in een monument – foto: Cor Vos

Door die tweede plaats in La Doyenne vorig jaar – tussen Remco Evenepoel en Wout van Aert in – gaat Hermans met veel zelfvertrouwen het komende voorjaar tegemoet. “Al weet ik ook dat er voor zo’n prestatie in Luik verschillende zaken op z’n plaats moeten vallen. Je gaat me zeker niet horen zeggen dat ik de nieuwe Wout, Mathieu, Sergio Higuita of wie al niet meer ben. Dat weten ze bij de ploeg ook wel. Maar ik ga wel zo goed mogelijk naar de Ardennenklassiekers toewerken. Ik weet nu dat ik het podium kan halen in die koersen. En dat is voor herhaling vatbaar, zeker.”

Al hoopt en droomt Hermans stiekem van meer. “Maar dan denk ik vooral aan de Waalse Pijl. Ik was vorig jaar nog niet 100%, nadat ik ziek uit de Ronde van het Baskenland kwam. Genezen was ik wel, maar ik had juist daarna hard getraind om toch nog iets van Luik proberen te maken. Alleen als ik dit jaar in goede vorm kan starten in de Waalse Pijl, weet ik dat die koers wel heel dicht tegen mijn beste kwaliteiten aanleunt. Ik denk ook dat we dit jaar echt een ploeg hebben die mij op de plaats waar het moet, op de Muur van Huy, kan afzetten. Ik geloof daar heel hard in.”

Dromen van de Waalse Pijl en de Tour
“In het verleden heb ik die kans nooit echt gehad. In 2021 (veertiende, red.) kreeg ik wel een redelijke lead out, maar moest ik het op het einde toch nog een beetje zelf zoeken en daardoor door de wind rijden. Maar als ik iemand vind die me op het juiste moment kan afzetten, dan ben ik overtuigd dat ik daar voor een mooie uitslag kan gaan. Het is geen gemakkelijke strijd tegen jongens als Tadej Pogačar en Julian Alaphilippe. Maar ik ben een Belg en ik ken het parcours. In Luik – waar ik ook iedere steen weet te liggen – kan het op verschillende momenten gebeuren.”

Quinten Hermans in zijn nieuwe tenue – foto: Cor Vos

Maar niet in de Waalse Pijl. Iedereen weet dat aanvallen voor de laatste keer Muur van Huy zelfmoord is. “Toch denk ik dat het een voordeel is als je zoals mij heel het parcours kent. Geen enkele bocht heeft verrassingen voor mij. Over een hele koers spaar je best wat energie uit, als je de beste bochten rijd. Dat is mijn voordeel. Ik hoop er met de beste papieren aan de start te staan en mee te doen voor winst.” Sterker nog, Hermans droomde daar al van de voorbije winter. “Ja, zeker. Ik zie mezelf echt wedijveren met Pogačar en Alaphilippe, net als in 2021 om eerlijk te zijn.”

Na het voorjaar richt Hermans zich op de Tour de France. Vorig jaar miste hij zijn debuut in extremis, toen Intermarché-Wanty-Gobert hem besloot thuis te laten. “Ik sta op de longlist voor de Ronde van Frankrijk. Daar staan tien tot twaalf renners op, voor acht plekken. Als ik dezelfde vorm heb als vorig jaar, hoop ik dat ik nu wel de selectie haal. De honger om naar een grote ronde te gaan, is groot. In 2021 reed ik de Giro d’Italia en ik heb gemerkt dat een grote ronde mij best wel ligt. In die derde week kwam ik best goed voor de dag en werd ik niet zo snel moe als anderen.”

Bij zijn nieuwe ploeg hoopt hij verder te gaan op de vibe die Alpecin-Deceuninck heeft. “De afgelopen twee jaar waren voor hen fantastisch. Jasper won vorig jaar twee ritten in de Tour, het jaar voordien won Mathieu er eentje en pakte het geel. Daar deel van uitmaken, daar kijk ik enorm naar uit. Al zou ik de Giro ook mooi vinden. De Vuelta interesseert me dan weer minder”, lacht Hermans. “De Ronde van het Baskenland is de enige koers die ik ooit in Spanje gedaan heb. Ik heb daar zo verschrikkelijk afgezien. Ook al staat die wedstrijd daarom bekend, koersen in Spanje houd ik het liefst af. Zonder gekheid: als men vraagt daar te koersen, dan doe ik dat zeker.”


Wedstrijdprogramma

RIDE Magazine

Om te reageren moet je ingelogd zijn.